Jake Xerxes Fussell - What in the Natural World


Zijn gelijknamige debuutalbum, geproduceerd door de experimentele gitarist William Tyler, wist mij al danig te bekoren. Een album gevuld met zeer persoonlijke interpretaties van voornamelijk oudere traditionals. Songs die hij leerde, doordat hij als een hedendaagse Alan Lomax regelmatig met zijn vader erop uittrok door het zuiden van de Verenigde Staten, om daar oude blues- en folkartiesten op band vast te leggen. Net als op zijn debuut blijkt op What in the Natural World, dat Fussell een uitermate goede neus heeft voor het selecteren van zijn repertoire. Vaak betreft het niet erg bekende, maar uitstekende traditionals. Opener Jump for Joy werd gebruikt voor de gelijknamige Duke Ellingtonrevue. Naast een begenadigd gitarist is Fussell een uitstekend zanger, die optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden van stem. Zo gebruikt hij af en toe de kopstem, zoals in traditional Have You Ever Seen Peaches Growing on a Sweet Potato Vine?. Hij wordt bijgestaan door maar liefst drie bekwame Nathans, Nathan Bowles, Nathan Golub en Nathan Salsburg. Tweemaal treedt de steel gitaar van Golub op de voorgrond, zowel in Furniture Man als in Canyoneers. De inmiddels dankzij Popmagazine Heaven in Nederland bekende Joan Shelley verzorgd de achtergrondvocalen in afsluiter Lowe Bonnie,een stokoude, door Francis James Child in de negentiende eeuw verzamelde ballad. Toch klinkt het nergens gedateerd, daar zorgt de authentieke, eigentijdse voordracht van Fussell wel voor. Hij beperkt zich niet uitsluitend tot het Amerikaanse erfgoed. Voor Bells of Rhymney maakte hij gebruik van Gwalia Deserta (Wasteland of Wales), een gedicht uit 1938 van Idris Davies, een dichter uit Wales. Dit gedicht vormde trouwens ook de inspiratiebron voor de Byrdssong The Bells of Rhymney. Heugelijk feit is trouwens, dat Fussell zelf de muziek schreef voor laatstgenoemde song. Het behoort overigens tot de meest fraaie op zijn nieuwe schijf. What in the Natural World bevat wederom voornamelijk stokoude blues en folk, gebracht met respect voor het origineel, maar toch met een geheel eigen signatuur.

Theo Volk

Releasedatum: 31 maart 2017 Paradise of Bachelors



Malcolm Holcombe - Pretty Little Troubles


Een van mijn favoriete albums van het lopende decennium is Down the River van Malcolm Holcombe. Het is het enige album, waar bij beluistering het volume steevast opgeschroefd wordt. Het zijn niet alleen geweldige songs, maar Malcolm wordt hier omringd door klasbakken als Russ Pahl, Tammy Rodgers-King, Emmylou Harris, Steve Earle and last but not least Darrell Scott. Het nieuws dat Pretty Little Troubles door Darrell geproduceerd zou worden, werd door mij met groot enthousiasme vernomen. Darrell’s laatste twee albums recenseerde ik ook, waaronder zijn fraaie eerbetoon aan Ben Bullington, Ten. Het produceren van een album van Holcombe stond al heel lang op de bucketlist van Scott. Hij heeft er zich niet met een Jantje van Leiden van afgemaakt. Niet alleen was Scott producer, maar bespeelt hij een groot aantal instrumenten. Hij laat weer regelmatig horen, dat hij tot de beste muzikanten op deze aardbol behoort. Het aanbod is behoorlijk gevarieerd, hij bedient zich in The Eyes O’Josephine zelfs van Ierse traditionele folk. Good Ole Days is een zeer aanstekelijk liedje, net zo aanstekelijk als het allereerste liedje wat ik ooit van Malcolm hoorde, My Ol’ Piano. Muzikaal gezien behoort Pretty Little Troubles tot zijn allersterkste albums. Tekstueel gaat het weer zoals gebruikelijk over onrecht en de zwakkeren in de samenleving. Het album is opgedragen aan vluchtelingen en immigranten, alhoewel dit thema van alle tijden is duikt het de laatste tijd regelmatig op in de muziek, zoals bijvoorbeeld op het eveneens fraaie Migration Blues van Eric Bibb. Dat hij deze problematiek over vluchtelingen een warm hart toedraagt bewijst hij met Liberty Circus. Samen met RB Morris, Alan Kaufman en Al Maginnes treedt hij geregeld belangeloos op, om geld in te zamelen door de goede zaak. Zoals gebruikelijk verschijnt  Pretty Little Troubles weer in Nederland eerder, de Europese release staat namelijk pas gepland op 26 mei. Gelukkig zou ik zeggen, want de nieuwe schijf behoort tot zijn allerbeste werk.
Theo Volk
Releasedatum: 5 mei 2017 Gypsy Eyes Music



Cormac O Caoimh - Shiny Silvery Things


Opener Second Hand Clothes ging reeds vooraf als single aan de komende release van Shiny Silvery Things, een album wat reeds terecht menigmaal is overladen met uiterst lovende recensies. Deze uit Cork afkomstige singer-songwriter beweegt zich voornamelijk in het pure popgenre. Opener Second Hand Clothes associeerde ik direct met de Engelse groep Prefab Sprout, die reeds met hun excellente, door Thomas Dolby geproduceerde debuutalbum Steve McQueen midden jaren tachtig furore maakten. Vooral de koortjes verzorgd door Aoife Regan roepen de vergelijking met Prefab Sprout op. Net als Paddy McAloon is Cormac een ambachtelijke en excellente songsmid. Veel van zijn nummers nestelen zich al snel in je brein, omdat Cormac de meester van de herhaling is, en borrelen ze op de meest onverwachte momenten op. Een van mijn favoriete tracks is Born, wat een spannende opbouw kent. Vooral het steeds weer uitstellen van het refrein is hier een buitengewoon interessante vondst. Eigenlijk zijn er geen mindere nummers te vinden. Ook zijn teksten zijn niet erg doorsnee, zoals de openingsregels van het album reeds duidelijk maken :
Your soul’s
Second hand clothes
Worn through
At the knees and elbows
Try teach
Teach me a sadness
That fits you
Fits you like old shoes
     
Zijn stem is duidelijk herkenbaar en aangenaam. Zelf vergelijkt hij zijn muziek op Bandcamp ook nog met The Go-Betweens en Elliott Smith. Vooral liefhebbers van een groep als Prefab Sprout gaan  zich er zeker geen buil aan vallen, erg verslavend plaatje.
Theo Volk

Releasedatum: 12 mei 2017 Eigen beheer

Moinho - Elastikaminal


De Franse pianist en componist Franck Marquehosse is een echte laatbloeier, pas op zijn vierentwintigste leerde hij pianospelen. Hij nam wat pianolessen, met als enig doel dat hij wilde componeren. Inmiddels is hij veertig en een gerespecteerd musicus in eigen land. Zijn artiestennaam Moinho hield hij over aan zijn omzwervingen door Portugal. Moinho is het Portugese woord voor molen. Hij koos Moinho als artiestennaam, gewoon omdat hij het goed vond klinken. Voorganger Baltika werd lovend besproken door Jan Willem Broek op De Subjektivisten. Broek trekt vergelijkingen met de muziek van Philip Glass, Arvo Pärt, Eric Satie maar ook met droefgeestige muziek van Dustin O’Halloran en Nils Frahm. Allemaal componisten waar Franck veel naar geluisterd heeft, uiteraard hoor je die invloeden hier ook weer af en toe terug. Entre-Deux heeft hetzelfde traag voortslepende, wat de muziek van Satie kenmerkt. Overigens samen met The Keys en Fiahr  de enige andere composities, waarin alleen een piano te horen is. Naast neoklassieke en elektronische muziek luistert Franck ook naar Afrikaanse muziek, waaronder de bekende koraspeler Toumani Diabaté. Die Afrikaanse invloeden zijn duidelijk hoorbaar in het fascinerende titelnummer. De titel is ontleend aan "Du pop corn dans la tête”, een boek uit 2010 van Édith Azam. Dit is minimale muziek in optima forma. Het zit vol tempowisselingen en de toevoeging van vibrafoon en marimba bespeeld door Stéphane Garin is verrassend en verfrissend. Opener Josef is opgedragen aan zijn oudste zoon. Het kent een meeslepende opbouw, het opent met zacht, repetitief pianospel, waarnaar later een weemoedige cello het voortouw neemt. De strijkers spelen vaak een grote rol in zijn composities, zoals in het droevige Les Ondes. Met name het vioolspel weet hier diep te raken. Maar er zijn ook opgewektere stukken te vinden als Le Chien Jaune. Het is niet alleen de combinatie van lichtvoetigere en droevigere composities, die Elastikanimal tot een bijzonder luisterervaring maken, maar ook de afwisseling van leidende instrumenten. Het album verschijnt helaas op een klein Frans label en zal daardoor helaas geen reguliere Nederlandse release krijgen, maar gelukkig wel verkrijgbaar onder anderen via Bandcamp.              
Theo Volk
Releasedatum: 12 mei 2017 1631 Recordings

Seabuckthorn - Turns


Een van de leuke aspecten van het schrijven van recensies is, dat je weleens contact hebt met muzikanten. Seabuckthorn ontdekte ik onlangs dankzij de Franse pianist Moinho, die erg enthousiast was over het voorgaande album  van hem, They Haunted Mostly Thickly. Seabuckthorn is de artiestennaam van gitarist Andy Cartwright. Het vorige album werd overigens opgenomen in Montreuil, Frankrijk. Zijn populariteit is daar volgens mij groter dan in het Verenigd Koninkrijk. Hij leefde een jaar in Parijs, waar hij toen frequent live speelde. Turns is praktisch een soloproject, want hij schreef niet alleen alle composities, maar nam hij alles zelf op en mixte hij het. Hij kreeg slechts in drie nummers assistentie van William Ryan Fritch op staande bas.  Andy neemt zelf de gitaren en resonator ter hand en bespeelt tevens de drums. Zijn muziek heeft een filmisch karakter en is veelal gebaseerd op ritmes. De composities zijn beïnvloed door de hedendaagse moderne klassieke muziek en de Amerikaanse primitieven. Maar ik hoor vooral toch een eigen, spannend geluid. Veel van zijn composities komen via experiment tot stand. Overigens is Andy alweer volop bezig met de opvolger, waarvoor hij zich in mei zal terugtrekken in de Alpen. Hij hoopt dan weer nieuwe, spannende wegen in te slaan. Dat is een mooi vooruitzicht, maar voorlopig heb ik meer dan genoeg aan dit intrigerende Turns.  
Theo Volk
Releasedatum: 21 april 2017 Lost Tribe Sound



Rohey - A Million Things


De opvallende parallel tussen mijn vorige recensie over Eastern Smiles van Hanna Paulsberg Concept en A Million Things van Rohey is dat de bandleden elkaar kennen van het  conservatorium in  Trondheim. Het betreft het debuutalbum van jazz/soulkwartet Rohey, de groep is vernoemd naar zangeres Rohey Taalah, die Gambiaanse roots heeft. Rohey is Arabisch voor mijn ziel. Haar voornaam doet ze alle eer aan, want haar stem is bijzonder soulvol en zit er een prettig hees randje aan. Het stond bij voorbaat vast, dat het album niet kon mislukken. De opnames vonden plaats in de fraaie Ocean Sound Recordings studio, gelegen op het Noorse eiland Giske, met uitzicht op de Atlantische Oceaan in hartje winter. De songs werden direct live opgenomen in een opstelling zodat de muzikanten elkaar konden zien en zo dicht mogelijk bij elkaar. Dat is het resultaat absoluut ten goede gekomen. Toetsenist Ivan Blomqvist schreef alle songs op drie liedteksten na, die hij samen schreef met Rohey. De arrangementen worden echter gezamenlijk gemaakt. Zij presenteren zich nadrukkelijk als groep en dat is terecht, want de inbreng van bassist Kristian B Jacobsen en drummer Henrik Lødøen is ook groot. Drummers en bassisten willen tijdens het luisteren nog weleens aan mijn aandacht ontsnappen, maar dat gebeurt niet bij deze twee heren. Hun muziek zweeft tussen poppy jazz en funky soul in. In Is This All There Is? hoor ik de invloed van Stevie Wonder. Rohey heeft veel naar zijn muziek geluisterd, net als naar Frank Sinatra. Ze mogen intussen Jamie Cullum en Gilles Peterson, eigenaar van het hippe Brownswood-label, tot hun fans rekenen. Ook in Nederland hebben ze al bewonderaars, want ze speelden vorige op het InJazz-festival. A Million Things is andermaal het bewijs dat Noorwegen veel interessante muzikanten herbergt.
Theo Volk
Releasedatum: 28 april 2017 Jazzland


Hanna Paulsberg Concept - Eastern Smiles


Hanna Paulsberg  bracht haar jeugd door op een boerderij ten zuidwesten van Oslo. Haar vader Håkon was een jazzdrummer, wiens muziek ze haatte. Ze had helemaal niets met jazz, totdat ze op een compilatie Stan Getz & Antiôno Carlos Jobim ontdekte. Tot op de dag van vandaag is Stan Getz haar grootste inspiratiebron. Naast de Noor Fredrik Ljungkvist, Wayne Shorter, Ben Webster en Lester Young, die ze ontdekte tijdens haar studie. Ze studeerde af aan het conservatorium van Trondheim in 2011. Haar debuutalbum Waltz for Lilli verscheen reeds in 2012. Ze wordt op haar albums begeleid door de nog jongere drummer Hans Hulbækmo. Hij speelt nog in een groot aantal andere bands. Het kwartet wordt gecompleteerd door pianist Oscar Grönberg en Trygve Waldemar Fiske, die staande bas speelt. Alle drie haar begeleiders voltooiden eveneens het conservatorium van Trondheim. De composities zijn van de hand van Hanna Paulsberg. Haar saxofoon, die een warme, solide sound heeft, is leidend in de composities. Regelmatig hoor je Latijnse invloeden in hun muziek. Het album Getz/Gilberto, met daarop de wereldberoemde song The Girl From Ipanema, zal ongetwijfeld niet ontbreken in de platencollectie van Paulsberg. De muzikanten kennen elkaar al zeven jaar en spelen sindsdien al samen. Je hoort dat ook duidelijk terug in hun strakke samenspel. Eastern Smiles werd opgenomen in de legendarische Athletic Sound Studio, beroemd vanwege zijn geweldige akoestiek. Het album laat een verfrissend geluid horen. Noorwegen blijft me iedere keer weer verrassen op muziekgebied en het zal zeker niet de laatste keer zijn. 
Theo Volk
Releasedatum: 21 april 2017 Odin

Tom Hickox - Monsters in the Deep


Zijn debuut was mij geheel ontgaan. Gelukkig viel onlangs ongevraagd Monsters in the Deep op de deurmat. Met een indringende blik kijkt singer-songwriter Tom Hickox in de camera, vergelijkbaar met Vincent van Gogh op zijn zelfportretten. Door de opvallend gekleurde hoes vreesde ik een retro, zeventiger jaren, psychedelische plaat. Gelukkig niets van dat alles, Tom Hickox staat met beide benen volledig in het heden. Al direct door de opbouw van opener Man of Anatomy werd ik volledig gefocust. Hickox stopt erg veel ideeën in zijn songs, een soort hedendaagse Johann Sebastian Bach. De opbouw van Man of Anatomy is zeer inventief, vooral het gebruik van het vervormde gitaarspel is geweldig, die overigens associaties geven met Portishead. Daarnaast beschikt hij over een imposante bariton. Om alvast een voorspelling te doen, als Istanbul op single zou uitkomen, dan wordt het ongetwijfeld een dikke hit. Het refrein eenmaal gehoord, vergeet je nooit meer. Bovendien zit deze song ook weer intelligent in elkaar. Uiterst sober is The Plough, alleen zang en akoestische gitaar. Het is voor mij een van de allermooiste songs van dit jaar tot nu toe. Vol ingenieuze ritmewisselingen zit The Dubbing Artist. Hickox probeert ook veel te variëren in zijn zang, zo zingt hij in The Fanfare bepaalde gedeeltes met een lagere stem. Zijn stem klinkt dan als een kruising tussen Scott Walker en Johnny Cash. Ook zijn teksten zijn interessant, Korean Girl in a Waiting Room is vanuit een opvallende invalshoek geschreven. En wordt er gerefereerd aan de Griekse mythologie in Perseus and Lampedusa, een prachtig liedje dat net als veel andere nummers gedomineerd wordt door de piano. Het titelnummer is bijna net zo catchy als Istanbul. Tot de mooiste songs behoort afsluiter Mannequin Heart, waarin de hoofdrol dit keer voor de gitaar is. Leonard Cohen en David Bowie worden in de credits genoemd als inspiratiebron. Een belangrijke rol speelde zijn levenslange vriend en co-producer Chris Hill. De Engelse pers is alvast unaniem lovend. Volgens mij gaat Monsters in the Deep aan het eind van het jaar opduiken in heel veel lijstjes, zowel van muziekliefhebbers als van critici.
Theo Volk
Releasedatum: 14 april 2017 Family Tree Records
Website: http://tomhickoxmusic.com/


Robt Sarazin Blake - Recitative



Het grote enthousiasme van Gerard Muijs over het album Robt Sarazin Blake van de gelijknamige singer-songwriter een paar jaar geleden, was toen genoeg aanleiding voor mij om ook te gaan luisteren. Een album, dat indruk maakte door fraaie liedjes als Dingle to Tralee, een reis die ikzelf overigens ook enkele keren maakte. Zo’n twintig jaar is Robert al actief in de muziek en sindsdien treedt hij ook veel op, zo’n tweehonderd keer per jaar. Het is een manier van leven voor hem geworden. In het begin werd zijn muziek beïnvloed door de folk-punk uit die tijd, denk aan mensen als Billy Bragg en Ani DiFranco. Dat vele optreden heeft van hem een zeer ervaren performer gemaakt. De titel van zijn nieuwe album, Recitative, had niet beter gekozen kunnen worden. Recitatief betekent eigenlijk simpel gezegd, het zingend spreken. Robert beheerst het tot in de perfectie. Daardoor weet hij op de juiste moment de songs de juiste accenten te geven. Daarnaast wordt hij door buitengewoon goede muzikanten omringd, die de accenten nog verder kunnen uitvergroten. Met name basspeler Doug Weiss is een lust voor het oor. Hij zorgt er regelmatig voor dat de muziek wat richting jazz schuift. Maar ook de trompet schittert regelmatig, zoals in Another New Year. En wat te denken van de heerlijk scheurende sax in opener The Other End of Fck It, dat je direct op het puntje van je stoel laat zitten. Robert had deze keer duidelijk veel inspiratie, want het is een dubbelalbum geworden, totale speellengte bijna anderhalf uur. Naast inspiratie bij schrijvers als Henry Miller en John Steinbeck vindt hij die bij muzikanten als Bob Dylan, John Prine, Shel Siverstein, Christy Moore en Lou Reed. Laatstgenoemde wordt geëerd in Couples, waarvoor Robert het wereldberoemde koortje van Walk on the Wild Side gebruikte. Absolute prijsnummer is Work, waarbij alle registers worden opengetrokken. Zijn begeleiders zijn hier fenomenaal. Het is met zijn ruim acht minuten een van de langste nummers. Alleen slotnummer Really Hard duurt nog langer. Niet veel minder dan Work is overigens het heerlijke, swingende Single Women. Robert trad al geregeld op in Europa, vooral in Ierland, helaas nog niet in Nederland. Recitative is zonder enige twijfel Robert’s beste album tot nu toe. Hopelijk krijgt hij nu de aandacht in Nederland, die hij allang verdiende.
Releasedatum: 7 april 2017 Eigen beheer



Garland Jeffreys - 14 Steps to Harlem


Een van de allereerste artiesten, die ik dankzij muziekkrant Oor rond 1974 oppikte was Garland Jeffreys met zijn gelijknamige debuutalbum, wat gevolgd werd door het eerste hoogpunt in zijn carrière, Ghostwriter, nog steeds een van mijn favoriete albums van hem. Een van de andere hoogtepunten vormt Escape Artist, met artwork van Oorcoryfee uit die tijd, Anton Corbijn. Daarna volgden nog met wisselend succes diverse releases, na Wildlife Dictionary in 1997 bleef het angstvallig lang stil rond deze beminnelijke man. Na veertien jaar kwam hij echter ijzersterk terug met het alom geprezen The King of in Between, een toepasselijke titel verwijzend naar zijn Afro-Amerikaanse, Portoricaanse en Europese voorouders. Twee jaar later gevolgd door Truth Serum, wat minstens zo goed was. Het bleek echter geen garantie, dat de platenlabels in de rij stonden voor een eventueel vervolgalbum. Zijn nieuwste album 14 Steps to Harlem kwam dankzij donaties tot stand. Vooraf had ik een goed voorgevoel, dat het weer een uitstekend album zou worden en gelukkig komen mijn verwachtingen uit. Sterker nog, zijn nieuwe cd kan gerekend worden tot zijn allerbeste werk. Deze keer opvallend weinig songs met een echte boodschap, het beperkt zich deze keer tot Color Boy Said en I’m a Dreamer. Garland kijkt deze keer voornamelijk terug, waaronder in de titelsong, wat vooral een ode aan zijn vader is. Zijn vader was niet alleen een harde werker, maar zorgde ook dat zijn zoon op de juiste wijze opgroeide. Ook heerlijk nostalgisch is Reggae on Broadway, waarin hij herinneringen ophaalt aan Joe Strummer van The Clash en Linton Kwesi Johnson, die overigens meewerkte aan Escape Artist.

In de geweldige opener When You Call My Name hoor je direct dat Garland nog steeds goed bij stem is en nog steeds de hoge noten haalt. Zoals gebruikelijk bedient hij zich van uiteenlopende genres, in Schoolyard Blues, worden we getrakteerd op spetterende, rammelende blues. Uiteraard is dit een terugblik op zijn schooltijd. Eigenlijk kan de cover van Waiting for the Man ook zo gezien worden, want Lou Reed kende hij sinds zijn studietijd. Er is ook nog een verrassende cover van Help te vinden, opgesierd met een fraaie accordeon. Een van de mooiste songs vormt het duet  in Time Goes Away met zijn lieftallige, jonge dochter Savannah. Zij heeft duidelijk goede muzikale genen meegekregen en staat al heel lang regelmatig met haar vader op de planken. We gaan nog veel van haar horen, daar kunt u zeker van zijn. Overigens telt Garland hier duidelijk zijn zegeningen en is hij zich terdege bewust dat je van alles wat je meemaakt volop moet genieten, want het zou zomaar eens snel over kunnen zijn. Ook zijn er enkele liefdesliedjes te vinden, het eerder genoemde When You Call My Name, het nog mooiere Venus en Spanish Heart, inclusief een warme accordeonbijdrage. De mooiste song wordt echter bewaard tot het slot, het breekbare en kippenvel bezorgende Luna Park Love Theme, overigens een van Garland’s persoonlijke favorieten.  Laurie Anderson, tot aan zijn dood in 2013 de vrouw van Lou Reed, bespeelt hier op subtiele wijze de viool. 14 Steps to Harlem is het derde, ijzersterke album op rij na zijn glorieuze comeback in 2011. Gelukkig is hij op 24 juni live te zien op Night at The Park Festival in Den Haag. Geloof me, Garland Jeffreys is still alive and kicking.                
Theo Volk
Releasedatum: 28 april 2017 Luna Park Records
Garland Jeffreys live: 24 juni Night at The Park Festival in Den Haag


Fionn Regan - The Meetings of the Waters


Pitchfork had op 2 februari de videoprimeur van het titelnummer van The Meeting of the Waters. Sindsdien is het ook te beluisteren op Spotify, wat intussen al meer dan twee miljoen keer gebeurd is. Terecht volgens mij, want in het nummer wordt op inventieve wijze gebruik gemaakt van dynamiek en bezit het een heerlijk ritme. Lucinda Williams noemt hem “his generation’s answer to Bob Dylan” en daar kan ik me redelijk in vinden. Folk vormt de basis van zijn muziek, alhoewel hij net als Dylan midden jaren zestig de akoestische voor de elektrische gitaar verruild op The Shadow of an EmPire en meer rockgeoriënteerde muziek ging maken. Gelukkig keerde Regan hierna terug naar het rustige folk idioom.  Overigens kwam ik Regan pas in 2011 op het spoor door de buitengewoon enthousiaste recensie van Krenten uit de pop over 100 Acres of Sycamore, wat ook direct op mij grote indruk maakte. Meteen schafte ik ook zijn andere albums aan. Naast 100 Acres of Sycamore werd zijn debuut The End of History uit 2006 volledig door mij omarmd.

De nieuwe cd liet een behoorlijke tijd op zich wachten en laat een meer avontuurlijker geluid horen, vooral door het gebruik van elektronica. Gelukkig gebeurt dit op een organische wijze. Intussen is ook het bijzonder fraaie Cormorant Bird reeds als video vrijgegeven. Op zijn website is trouwens geen enkele informatie over het album te vinden, gelukkig spreekt de fraaie muziek voor zich. Zo wordt Turn the Skies of Blue on opgesierd met subtiele percussie. In sommige nummers, Cape of Diamonds is er een van, kiest hij voor een wat commerciëler geluid. Het gebruik van trommels is hier iets uitbundiger, denk aan bijvoorbeeld Home van Dotan. Persoonlijk spreekt mij dat niet zo aan. Dat commerciëlere geluid geldt ook voor Book of the Moon en Up into the Rafters, echter deze songs kunnen mijn goedkeuring wel wegdragen. Bijzonder aanstekelijk is Babushka – Yai Ya, waarbij stilzitten onmogelijk is, helaas aan de korte kant. Er zijn ook twee instrumentale, hypnotiserende tracks te vinden, het ruim twaalf minuten durende Tsuneni Ai en het korte broertje ervan Ai. De fraaiste liedjes vind ik Wall of Silver, met subtiele elektronica en percussie, en absolute hoogtepunt het ingetogen Euphoria. Uiteraard is zoals gewoonlijk zijn zang zijn sterkste troef. Of The Meeting of the Waters zijn mooiste album is, durf ik nog niet te zeggen. Het is in ieder geval wel zijn meest avontuurlijke.    
Theo Volk

Releasedatum: 14 april 2017 Abbey Records

Website: http://fionnregan.com/