Waarom blijven Canadese muzikanten zo vaak onder de radar in
Nederland? Geen idee. Het was dat mijn Amsterdamse muziekvriend Henk mij Garnock Avenue onder de aandacht bracht,
anders had ik het album nooit ontdekt.
Douglas John Cameron blijkt al meer dan vier decennia
muzikant en componist te zijn. In zijn jeugd kreeg hij klassieke training op
piano en studeerde hij klassieke zang op de universiteit. Hij componeert vooral
veel muziek voor tv. In het verleden werd hij twee keer genomineerd voor een
Juno, de hoogste Canadese onderscheiding. Zijn grootste bekendheid kreeg
Douglas in 1985 met het geëngageerde nummer Mona
With the Children, wat in thuisland Canada een hit werd.
Zo ver ik kan nagaan is Garnock
Avenue zijn vierde soloalbum. Douglas zong en speelt alle instrumenten zelf
en was bovendien opnametechnicus en producer. Ik vermoed dat Garnock Avenue in
Ontario het woonadres herbergt van Douglas, want de muziek ademt relaxedheid en
rust uit. Op de hoes staat Douglas afgebeeld met zijn Banjola, een hybride
5-snarige banjo/mandola-instrument gemaakt door Victor Banjolas in Denver,
Colorado. Op dit instrument bedacht hij alle arrangementen.
De ingetogen, wat dromerige zelf gecomponeerde opener Dreamtime is instrumentaal. Uptempo is
de cover Long and Lonesome Old Freight
Train van de Canadese bluesmuzikant Cris Cuddy. Het eerste wat me meteen
opviel was de warme stem van Douglas, het mondharmonicaspel en subtiele
percussie. Hierna volgen de prachtige zelfgeschreven liedjes Mary’s Walking Song, Picture in My Mind,
Silver Cove en The Winter Rose. Het mondharmonicaspel in laatstgenoemde song roept herinneringen bij me op
aan Toots Thielemans.
Van het nodige lef getuigt het coveren van Inthe
Wee Small Hours in the Morning, ooit onsterfelijk gemaakt door Frank
Sinatra in een fraai orkestraal arrangement van Nelson Riddle. Douglas’
uitvoering is erg sober, maar zeker niet minder mooi, ook hier is de
mondharmonica de kers op de taart. In de jeugd van Douglas was Willie P.
Bennett een grote invloed. Hij ontmoette Bennett een keer vlak voor diens dood
en zag hem verscheidene keren optreden. Willie’s
Diamond Joe is hem dan ook op het lijf geschreven en vormt een fraaie
afsluiter van een bijzonder fraai album. Hopelijk wordt Garnock Avenue ook door andere muziekliefhebbers ontdekt.
Ik besef mij
het. Het duurt nog tot volgend jaar februari alvorens Until the Rivers Run Dry
beschikbaar komt. December staat voor de deur. Koude dagen. Relatief gesproken
dan. Zijn nieuwe plaat is dan, of verkrijgbaar via Lucky Dice, of rechtstreeks
via John zelf. Deze plaat zal tijdens z’n komende tour helaas nog niet
beschikbaar zijn. Zijn aanwezigheid staat gepland voor de eerste helft van december, en, zoals ik ervaren heb bij John’s eerdere concerten, de zalen zijn dan
gebruikelijk goed gevuld. Niet bevreemdend aangezien John over een ijzersterk
repertoire beschikt. Daarnaast is hij tussen de nummers door enorm
onderhoudend. Een geïnspireerde jonge man die vol enthousiasme zijn werk
uitvoert. Ongetwijfeld zal hij terdege nummers spelen van zijn nieuw te
verschijnen plaat. De tien nieuwe nummers liggen in het verlengde van de muziek
die je kent van eerdere platen. Ze klinken enerzijds herkenbaar en vertrouwd. Wat
mogelijk is uiteraard. Of is het dat ik Lyric and Air al kende van zijn recente
concertenreeks? Ook qua instrumentatie wordt de lijn doorgetrokken. Diep in mij
zegt een kritisch stemmetje; John, haal er een elektrische gitaar bij, desnoods
een cello! Iets meer dynamiek! Soms wil je als luisteraar domweg ontregeld
worden.
In een
notendop zou dat mijn grootste commentaar zijn op Until the Rivers Run Dry. John
Blek blijft te veel op de oude voet door dobberen. Grappig genoeg staat hij
zelf ook stil bij dat onderwerp, want dit nieuwe album eindigt met Floating
Aimlessly. Een schrikscenario. Dat is iets wat je niet wil. Maar hij zal wel
met een actieplan komen (in hoe zich verder te ontwikkelen) voordat de
inspiratie opgedroogd blijkt. John Blek lijkt mij overigens een man met een
missie. Eentje waarvan zijn carrière nog serieus van de grond staat te komen.
Hij lijkt mij wel open te staan voor iets wat volkomen nieuw en spannend is. En
zonder doel drijven hoort daar niet bij. Elektronische drumboxjes zijn doods en
saai. Dus die ga je niet aantreffen op John’s nieuwe plaat. Hij beschikt over
serieuze snaren, inclusief drums en de klankkast van een staande bas. Cathy
Davey’s zang kleurt mede John’s nieuwe album. Ben je een liefhebber van Mr.
Blek dat lijkt mij dit een vanzelfsprekende aanstaande aankoop. Nu eerst december, en daarna zien we wel weer verder. Zolang de toekomst maar niet
vanzelfsprekend wordt.
De vorige twee albums van Native Harrow waren mij al wel
opgevallen, echter Old Kind of Magic overtreft die twee in velerlei opzichten.
De groei was er duidelijk nog niet uit bij deze, zoals de Engelsen dat noemen,
Two Piece Band. Het duo bestaat uit twee Amerikanen (zangeres) Devin Tuel en
(gitarist) Stephen Harms. Old Kind of Magic is overigens hun vijfde plaat. Ze
werden verder geïnspireerd nadat ze landschappelijk zijn gaan wonen in Sussex,
Engeland. Ze arriveerden begin 2021 in hun nieuwe land, vergezeld van boeken,
kleding, gitaren en verdere uitrusting. Een Folk zweem hing al in de lucht bij
hun vorige albums, maar is verder uitgewerkt. Ook de kwaliteit van de nummers
lijkt opgeschroefd. Muzikaal vind je inderdaad invloed die neigt richting de
jaren zestig en zeventig, maar ook kunnen liefhebbers van Over The Rhine of
Laura Marling prima uit de voeten met de uitermate verzorgd aandoende muziek
van Native Harrow. De gelukzaligheid van hun succes vind je terug in de muziek.
De kern van hun stijl wordt gevoed door Folk, maar de weg naar voren staat nog
wijd open. Muziek met mogelijke perspectieven, zeker zolang ze wind in de
zeilen blijven houden.
Niks mis met goed verzorgde muziek, en wat dat betreft
zitten ze onder de vleugels bij Loose op de juiste plaats. Het maakt mij meteen
nieuwsgierig of ze hun geluid tevens live kunnen realiseren. Leuk wanneer je
mooie muziek maakt, maar nog mooier wanneer zoiets live eveneens uit de verf
komt. Zelf hebben ze daar alle vertrouwen in, want halverwege februari 2023
staat een Britse tour in de startblokken. Ze houden het vooralsnog lekker dicht
bij huis. Hun cd’s zijn beschikbaar bij de gebruikelijke verkooppunten. Wil je
echter eerst een paar luisterproeven dan vind je hen via kanalen als Bandcamp
of YouTube. De openingstrack opent letterlijk met de zeevogels te Brighton, en
vanaf daar wordt het enkel meer balsemend. Voor de ziel welteverstaan.
Er moet mij iets van het hart. Ik was zo vooringenomen te
veronderstellen dat het Kerri Powers zich vertild had aan de nummers die ze
uitkoos voor haar album Words on the Wind. Niets blijkt minder het geval. Ik
realiseer mij dat Theo Volk maanden geleden reeds zijn recensie schreef voor
deze blog, maar er was van mijn kant de behoefte andermaal te onderstrepen dat
deze nummers dus blijkbaar niet voorbehouden zijn aan hun oorspronkelijke
versies. Zelfs een ietwat klef nummer als The First Time I saw Your Face weet
Kerri samen met de andere nummers tot één geheel te rijgen. Wellicht op
Mercedes Benz na (geen persoonlijke favoriet) geweldige keuzes. De opener van
dit album, Can’t Find My Way Home, is uitzonderlijk sterk uitgevoerd. Geweldig
qua inleving en instrumentatie. Muziek die ontstond slechts gewapend met een
oude Fender gitaar, en ontstaan tijdens een periode (rond de Kerst) wanneer je
medemenselijkheid extra naar de oppervlakte komt. Prachtig hoe ze Barry Gibb’s
To Love Somebody een Bluesy tintje weet mee te geven.
Ik had dus niet verwacht dat Kerri deze lenigheid in huis
had, maar ze boeit mij gedurende dit gehele album. Ondanks de eenvoud een
geweldige variatie blijven de songs fier overeind. De meeste songs die ze doet
zijn klassiekers. Of For The Turnstiles daartoe behoort weet ik niet, maar zo
lang het afkomstig is van mijn meest favoriete Neil Young album, laat mij dat
koud. Wanneer ze nogmaals zo’n initiatief overweegt dan zal ik daar allerminst
van weglopen. Sterker ik zou wel een aantal titels kunnen bedenken die een
vergelijkbare setting verdienen. Mocht je net als ik met hetzelfde vooroordeel
deze terzijde hebben gelegd, dan zou ik mij nogmaals achter mij oor krabben. En
niet alleen voor rond de Kerst.
Rein van den Berg
Releasedatum : 16 september 2022 Must Have Music/CRS
In de loop der jaren bouwde Bart de Win als
toetsenist/accordeonist een grote staat van dienst in de muziekwereld op. De
eerste keer dat ik Bart zag optreden, was lang geleden als begeleider van zijn
dorpsgenoot Gerard van Maasakkers. Met wie hij overigens nog steeds geregeld
optreedt. Maar daarnaast werkte hij bijvoorbeeld samen met Izaline Callister,
Shirma Rouse, Birds of Chicago en Walt Wilkins.
Met laatstgenoemde is hij goed bevriend en maakt Bart samen
met Arianne geregeld de oversteek naar Texas om met Walt samen te spelen en te
werken. Bart en Walt waren onlangs beiden nog te horen op het bijzonder fraaie
debuutalbum Book
of Lifevan Brian Blake. En zo bracht Walt onlangs met Bill Small een
tegenbezoek om samen met Bart in Nederland op te treden. Beiden zijn te horen
op het intussen zesde album Songs About
Love and Life on the Hippie Side of Country van Tip Jar.
Intussen een trio, naast vrouwlief Arianne is snarenwonder
Harry Hendriks ook vast lid. Net als Bart was Harry lang begeleider van Gerard
van Maasakkers. In de loop der jaren is Tip Jar een bekende naam geworden in
het Nederlandse Amaricana circuit. Voor het nieuwe album ging het trio in zee
met een bekende internationale promotor. De ambities reiken terecht intussen
verder dan Nederland.
Zoals de volgers van het trio mogen verwachten is het nieuwe
album weer heerlijk gevarieerd geworden. Ze vinden regelmatig inspiratie bij
hun muzikale helden uit de jaren zeventig. Belangrijke pijlers zijn het
geweldige toetsenwerk van Bart en de uitstekende samenzang. Wonderschoon is die
samenzang in het sobere Colors,
alleen zang, piano en gitaar van Walt Wilkins. Uiteraard is een album van Tip
Jar niet compleet zonder het herkenbare vioolspel van Joost van Es in het
vrolijke Garden Party.
Ze zingen over de wereld van vandaag, bezien vanuit hun
bescheiden en persoonlijke perspectief. Met het nieuwe album worden andermaal
een dozijn uitstekende songs aan het uitdijende oeuvre van Tip Jar toegevoegd. Zoals
altijd is het artwork en tekstboekje bijzonder verzorgd. De releaseshow is in
het bekende café ’t Rozenknopje in Eindhoven. Voor de overige liveoptredens zie
hier.
Grotendeels verdient Theo Sieben (57) de kost als veelgevraagd
sessiemuzikant. Daarnaast componeert hij muziek voor TV, theater, film en moderne
dans én speelde hij met verschillende Nederlandse bands als bv Douwe Bob, Henny
Vrienten, Bertolf, Ellen ten Damme en speelt sinds 2021 in Her Majesty. Sinds
2011 bracht hij solo al vier fraaie albums uit, waarvan Rein het geweldige Delphinidin
voor ons blog recenseerde.
Nummer vijf, Join the
Crowned, werd in zijn eentje in zijn huiskamer opgenomen. Een album met
moderne, vooral akoestische bluesmuziek. Live met vintage apparatuur en moderne
plugins. Hier en daar wat psychedelisch, met veel slide guitar. Theo kwam op
het idee voor het album, nadat hij een keer was uitgenodigd om op Amsterdamse Ooster
Begraafplaats liedjes te komen spelen op avonden over het thema dood en
verwante onderwerpen. Daar speelde hij Born
to Die, Sadie, See That My Grave Is Kept Clean.
Theo houdt ervan om death songs en murder ballads te spelen.
Regelmatig klinkt zijn doorleefde zang intens. Voor een psychedelisch tintje
zorgt het nog steeds actuele Needed Time,
een gospel song van Lightnin’ Hopkins. Geïnspireerd door de bundel “The Anti
Slavery Harp”, een serie liederen van de Abolitionist Movement uit de vorige
eeuw in de VS, zette Theo een tekst opnieuw op muziek, het enige lied met
overdub.
Ballad of a Native Son
gaat overTheo’s ontmoeting met een native American, midden op een lange brug in
Ottawa, Canada. Waarbij de man een triest lied voor hem zong, met de fles in de
hand. March and October schreef hij
voor zijn zoons. Persoonlijke favorieten zijn Sadie en See That My Grave Is
Kept Clean.
Ondanks het sobere karakter van Join the Crowned, alleen gitaar en zang, zal het op de meeste
luisteraars door de intensiteit de nodige indruk maken. De mix en master werden
trouwens voortreffelijk gedaan door Gabriël Peeters. Het album is alleen bij
Theo zelf te koop voor slechts 10 euro exclusief verzendkosten. Degenen die
Spotify en dergelijke gebruiken hebben pech, want daar zal het album niet te
beluisteren zijn.
David Munyon is en blijft een uitzonderlijke man. Hij, en
zijn vrouw Dixie, hebben een turbulente periode achter de rug. Ik laat details
achterwege, maar was daardoor sceptisch omtrent het artistieke niveau van
David’s nieuwe album. Ik kon me voorstellen dat zijn energie elders nodig was
geweest, en dat Hong Kong Bob’s Echo, Alabama mogelijk zou teleurstellen. Dat
is beslist niet het geval. Sterker, dit is David’s beste plaat in jaren. Op
Facebook had ik al laten vallen dat ik enorm was ingenomen met het
openingsnummer Song For Liza. Het is de ultieme liefdesverklaring. Het beste
nummer wat ik dit jaar hoorde. Mijn tranen had ik serieus in mijn ogen staan.
Zo puur, en universeel. Geschreven vanuit de ik-vorm. En daarbij blijft het
geenszins. Niet dat ik Munyon ga vergelijken met Dylan, maar met deze nieuwste
plaat overtreft ook Munyon zichzelf, en komt verbazingwekkend sterk, en
veelzijdig voor de dag.
Tegelijkertijd is dit nieuwe album Munyon ten voeten uit.
Hij is serieus, terwijl op momenten wil hij allerminst serieus genomen worden.
Hij wil juist de zware gevoelens neutraliseren met zijn muziek en teksten. Er
is ruimte voor zelfreflectie en humor. Honk Kong Bob wordt weliswaar
uitgebracht in 2022, maar de opnames vonden al plaats in Gunter Pauler’s
Stockfisch Studio te 2017. Will You Go To Berlin With Me is ook zo’n
indrukwekkend nummer. Een heerlijk ruige stompin’ song. Denkbeeldig hoor je
zijn voet stampen op de grond! Het had zomaar een Rocknummer kunnen zijn. Hoe
komt het toch dat deze nukkige man niet het succes krijgt dat hij verdient?
Mogelijk dat hij zelf het antwoord vindt op Lonely Only Tiger On The Moon. Qua
tijdsduur schiet de plaat, zoals gebruikelijk, niet te kort. Geluidstechnisch
evenmin. En artistiek is David Munyon in bloedvorm. Niet alles wat
tegenwoordig tot mij komt kan me bekoren, maar deze Hong Kong Bob is van een
ongekende schoonheid. Knap wanneer je je hart kan laten spreken met muziek,
want dat is wat hij, opnieuw, doet. Weinig die hem hierin evenaren. Van Blue
Roses tot een puntgaaf Bluesnummer.
Rein van den Berg
Releasedatum : 18 november 2022 Mobile Home Records
Jarenlang volgde ik ontwikkelingen
in de muziek intensief. De laatste maanden is dat enthousiasme iets verminderd.
Ik krijg bijna de indruk dat ik meer kritisch word. Ik zag artiesten komen en
succesvol zijn, terwijl anderen voortijdig uit de schijnwerpers raakten. Jim
Keller verzette zelf zijn bakens. Hij was, naar wat ik lees, altijd al bij
muziek betrokken, echter de laatste jaren vooral als uitvoerend artiest. Spark
And Flame is niet zijn eerste proeve van bekwaamheid, maar wel de eerste
waarmee ik kennismaak. Een oprecht aangename kennismaking. Niet per se een
nieuw geluid, maar wel in de eerste plaats een flinke dosis degelijkheid. Dan
heb ik het in de eerste plaats over de zelfgeschreven songs die ik aantref op
dit album. Nummers met kop, kont en gebalanceerd middenrif. Ook het stemgeluid
van Jim Keller voegt terdege toe aan het uitgevoerde materiaal. Gritty en
innemend. Het was niet dat ik meteen bij eerste beluistering naar het puntje
van mijn stoel werd getrokken, echter een klasse song als Magic wint aan kracht
per luisterbeurt.
Het daaropvolgende nummer, ‘ Til
The Water Drinks My Bones, is minder spannend, en trekt het tempo van de plaat
voor een moment onderuit. Evenmin zal een associatie naar The Beach Boys de
meeste luisteraars niet ontgaan. Twaalf nummers werden gepend voor deze plaat,
die hij samen met zijn New Yorkse muzikale vrienden opnam. Op incidentele
momenten zakt de spanning. Kwaliteit overheerst echter. Qua stijlvorm trekt de
muziek van Keller eerder naar de Pop dan naar Rock of Americana. De volumeknop mag
beslist iets worden opgeschroefd om de dynamiek te bevorderen. Geluidstechnisch
klinkt het evenwel als een klok. Gelukkig maakt Jim Keller’s rauwe stemgeluid
veel goed op de overall productie. Die is voor mijn smaak te conventioneel, gelukkig
net niet te braaf. Resumerend kun je concluderen dat dit best wel een lekker
plaatje is. Terwijl als een opmerkelijke uitschieter ervaar ik Spark &
Flame evenmin. Vooral de degelijkheid is ruim vertegenwoordigd.
Rein van den Berg
Releasedatum : 25 november 2022 Continental Song City
Nuts is het derde
album van de Amsterdamse band MICH. Hun vorige twee albums MICH en No werden al
enthousiast ontvangen. MICH is voornamelijk een studioproject van Piet Parra
(Le Le), Sofie Winterson, Bastiaan Bosma (Aux Raus, Ploegendienst), Rimer
London (Le Le, Lamellen en vele andere projecten) en Mick Johan. Het begint
altijd met basisideeën van Piet. Piet stuurt allemaal geknipte gitaarstukjes
naar Sofie, soundscapes met een titel. Vervolgens komen ook de andere in beeld.
Nuts is gevuld met een dozijn korte,
compacte en aanstekelijke nummers, die bij de luisteraar bijzonder snel onder
de huid kruipen. Uptemposongs, een combinatie van postpunk, shoegaze en new wave
die floreerde in de jaren tachtig. Vooral door het gebruik van synthesizers
hoor je die jaren tachtig terug. Ritmisch gezien associeer ik hun muziek
geregeld met The Cure. “Vrolijk makende gitaarmelodieën verpakt in deprimerende
liedjes”, zo omschrijven ze zelf hun muziek. En dat al drie albums lang, op een
constant hoog niveau.
Afgelopen zondag vroeg ik Ralph de Jongh vooraf aan zijn
optreden in café De Klomp, of hij wat Stones nummers wilde spelen, omdat ik
dacht dat het aanwezige publiek dat wel zou kunnen appreciëren. Achteraf
besefte ik me dat Ralph zelf genoeg Stones achtige nummers heeft geschreven,
zoals bijvoorbeeld Highway Man.
Het nummer staat op zijn fantastische drieluik Dancing on a Volcano, een van mijn favoriete
albums uit mijn muziekcollectie. Een van de albums van dat drieluik heet Highway Man, het album en de song Highway Man zijn opgedragen aan Max
Joosten, Leen Wander en Piet Dik. Zij brachten Ralph in het verleden trouw naar
concerten en weer terug naar huis.
Als er een nummer is wat Ralph het beste typeert dan is dat
wel Highway Man. Hij zingt daarin
niet voor niets “singing the blues, being the blues”. Het drieluik verscheen
een jaar na het twintigjarige jubileum van Ralph. Ralph is hier optima forma,
niet in de laatste plaats door de geweldige muzikanten waardoor hij omringd
wordt, Arend Bouwmeester, Maarten Ouweneel, Nico Heilijgers, Arie Verhaar en
Monique Anderson. En onder de gastmuzikanten bevinden zich gelouterde krachten
als Bas Paardekooper, Ewa Pepper, Ad van der Veen en last but not least Roel
Spanjers.
Het is een fraai boxje met prachtig begeleidend, fotorijk
boekje. Veelal is de muziek door blues doordrenkt, maar hoor je ook rock- en
funkinvloeden. Zelfs Oosterse invloeden in China.
Dancing on a Volcano is dan ook een
absolute must voor de echte blues liefhebber, grotendeels live opgenomen in de legendarische Wisseloord studio's. Het is trouwens intussen alweer
meer dan 25 jaar geleden dat Ralph’s carrière begon met het opnemen van zijn eerste album in het Brabantse Oosterhout. Ralph vond het dus tijd
worden voor wat verzamelcd’s. Binnenkort verschijnen Best of Volume 1 (2cd) en 2 (4cd).
Gisteren was het optreden voor Ralph de Jongh in Café De
Klomp een soort thuiswedstrijd. Ralph groeide immers in de regio op in Nispen.
Bovendien kennen kroegeigenaar Jac van Dongen en Ralph elkaar al de nodige jaren.
Zo speelde Ralph al een aantal keren op het Blommenkindersfestival, waaraan van
Dongen verbonden is.
De vorige keer dat Ralph in De Klomp optrad moest ik helaas verstek
laten gaan. Ralph had collega Freek Prins (zang, cajon) meegenomen. De heren
kennen elkaar zo’n tien jaar, sinds Ralph een keer bij Freek thuis speelde op
een verjaardagsfeestje. Beiden zijn trouwens van huis uit loodgieter.
Donderdag hadden ze samen met Max Joosten nog opgetreden in
de 2500ste aflevering van het programma Bluezy op RTV Ridderkerk. Ze
waren daar al vaker te gast, drie jaar terug werd op Valentijnsdag de geweldige
live-cd Bluezy
opgenomen. Naast Max en Freek was ook de sublieme Poolse violiste Ewa Pepper
erop te horen.
Ralph en Freek speelden drie sets van ongeveer een half uur
elk. Veelal bluesnummers maar ook wat covers. Een ervan was Carol van Chuck Berry. Ralph leerde dat
nummer kennen via de Stones versie, die op hun debuutalbum stond. Het nummer is
terug te vinden op Ralph’s laatste dubbel live-cd Koeln/Musicon.
Wel echte Stonesnummers die het tweetal coverden waren Satisfaction en Wild Horses. Ook willigde hij een verzoekje van zijn achterneef Wim
in, de Cuby+Blizzards klassieker Window
of My Eyes. Harry Muskee was de ontdekker en mentor van Ralph. De twee
leerde elkaar ooit kennen na een optreden in het bekende muziekcafé De Amer.
Zoals je van Ralph mag verwachten ging hij volledig in de
muziek op. Uiteraard had Ralph zijn klompen meegebracht. Het beste bewaarde de
heren voor het laatst, een bijzonder intense versie van Buddy Holly’s Not Fade Away. Een nummer dat door The Stones
ook gecoverd werd op hun debuut. Ondanks het druilerige weer was de Klomp
gelukkig toch nog redelijk goed gevuld. Hopelijk komen de heren snel terug.
Nog geen dertig, maar al bijzonder ervaren is de uit Chicago
afkomstige bluesman Will Jacobs. Hij kreeg privéles aan het fameuze Berklee
College of Music van Chris Forte, Jeff Lockhart en Mike Sassetti. Volgde daar
bovendien een master class van Ernie Eisley. Tijdens zijn studie
daar maakte Jacbos ook deel uit van P-Funk en Funk & Soul Review Ensembles. In 2011 mocht
hij daar een speciaal optreden verzorgen voor funklegende George Clinton, met
wie ook al eens in Boston optrad.
In de loop der jaren deed hij ervaring op in uiteenlopende
genres, Blues, R&B, Funk, Soul, Gospel, HipHop, Pop, Rock en Zydeco. Ook
toerde hij veel, onder andere in 2015-2016 met C.J. Chenier, zoon van zydeco legende
Clifton Chenier. Intussen is hij
bandleider van de Will Jacobs Band. Net als bij Eddie Hinton heb je niet het
idee dat je naar een blanke zanger zit te luisteren, zo soulvol is zijn stem.
Zijn gitaarspel is bij tijd en wijle funky en vaak relaxed.
Zijn nieuwe album Goldfish Blues
werd in slechts een week tijd in juni opgenomen in de Berlijnse Big D Studio.
Het is meteen duidelijk dat hier een volledig op elkaar ingespeeld vijftal aan
het werk is. Ook heeft Goldfish Blues een live vibe. Will Jacobs
zou weleens de komende jaren kunnen uitgroeien tot een van de paradepaardjes
van het sympathieke Duitse Ruf label.
Janice Burns & Jon Doran zijn een Anglo-Schots folkduo geformeerd
in 2017 en woonachtig in Newcastle Upon Tyne. Het tweetal bleek een gezamenlijk
liefde te delen voor traditionele muziek. Ze snuffelen regelmatig in archieven
op zoek naar onbekende folkpareltjes. No
More the Green Hills is hun debuutalbum.
De thema’s voor het album werden bepaald toen ze begonnen
met het arrangeren van False True Love,
de eerste single van het album. Toen ze aan het nummer werkten, voelden ze de
vonk van verbinding tussen de tekst, de muziek en hun stemmen, en een
verbinding van de punten van de soorten nummers die we hadden verzameld. Dit
waren liedjes over liefde, verlies en de natuur, en hoe we door onze
gecompliceerde relaties met hen navigeren.
De afgelopen vijf jaar is hun loepzuivere samenzang steeds hechter geworden.
Janice zingt en speelt mandoline, tenor gitaar, harmonium en piano. Jon zingt
en speelt akoestisch gitaar, bouzouki, harmonium en fiddle. Ze krijgen alleen
spaarzaam hulp van Ben Nicholls op contrabas. De meeste nummers op het album
zijn traditioneel, behalve The Black Fox
van Andy Hunter en Up And Awa' van
Graham Pratt.
Niet alle traditionals zijn overigens onbekend, She Moved Through the Fair,As I Roved Out en The Greenmore Hare zijn echte folkklassiekers. Laatstgenoemde traditional
kreeg overigens meer bekendheid als The
Hills of Greenmore. De ultieme versie hiervan is voor mij die van Dervish
op hun klassieker Harmony Hill.
Het werken met Andy Bell (producer) en Ben Nicholls
(contrabassist) bracht het album naar een hoger niveau en vatte perfect de visie
van het tweetal van een eigentijds, maar tijdloos geluid. Het mag trouwens
weleens gezegd worden, Andy Bell is al jaren een van de meest vooraanstaande
folk producers. No More the Green Hills
is een absolute must voor de traditionele folkliefhebber.
In thuisland Ierland is Anna Mieke Bishop al behoorlijk
populair dankzij haar prachtige debuutalbum Idle
Mind uit 2019. Het leverde haar een nominatie op voor de prijs van meest urgente
act van de RTÉ Folk Awards dat jaar. Anna Mieke komt uit de prachtige provincie
Wicklow, vooral bekend van het Nationale Park The Wicklow Mountains en van het
idyllische Avoca, waar de serie Ballykissangel werd opgenomen.
Vier singles gingen reeds de release van haar tweede album Theatre vooraf, Twin, For a Time, Mannequin en Seraphim. De hoes, de foto’s op de binnenhoes en de video van het
hypnotiserende Seraphim verraden meteen
al dat de natuur een belangrijke rol in het leven speelt van multi-instrumentaliste
Anna Mieke.
In haar composities zoekt ze op avontuurlijke wijze de
grenzen op van de folkmuziek, die
vermengd worden met levendige, elektronische droomlandschappen, voortbouwend op
traditionele en hedendaagse motieven. Haar vaak vloeiende atmosferische
arrangementen zorgen er tevens voor dat ze een unieke plaats gaat innemen in de
alt-folk.
Zeven van de acht composities schreef Anna Mieke zelf. Go Away From My Window is een
traditional, welke onder andere vertolkt werd door Marlene Dietrich en Bob
Dylan. Anna Mieke zingt en speelt elektrisch en klassiek gitaar, orgel en harmonium.
Verder kreeg ze hulp van Matthew Jacobson (percussie), Ryan
Hargadon (tenor saxofoon, synthesizers, klarinet, piano), Brían Mac Gloinn (gitaar,
fiddle), Rosalind Leyden (bas), Lina Andonovska (diverse fluiten), Cora Venus
Lunny (altviool, viool), Alannah Thornburgh (harp) en Nick Rayner (bas en
synthesizers).
Het album kreeg al zeer terecht een positieve recensie Mojo.
Het dromerige en atmosferische Theatre
kroop razendsnel bij mij onder de huid.
Met Valentijnsdag hoopt singer-songwriter Eric Andersen zijn
tachtigste verjaardag te vieren. Intussen een Amerikaanse folklegende, die aan
de wieg stond van de Greenwich village folk scene, samen met onder andere Bob
Dylan en Phil Ochs. Ook maakte hij deel uit van The Beat Generation.
Andersen maakte tal van prachtige albums, waarvan Blue River als zijn absolute meesterwerk
wordt beschouwd. Opgenomen in Nashville
in een perfecte setting onder leiding van producer Norbert Putnam. Een album
vol ingetogen poëtische liedjes, op een na van eigen hand. Daarnaast covert hij
More Often Than Not van cultfiguur
David Wiffen. Een album waaraan trouwens een waslijst aan muzikanten meewerkte,
waaronder grote namen als Joni Mitchell, David Bromberg, Eddie Hinton, The
Jordanaires en David Briggs.
Tribute to a Songpoet
is een prachtig eerbetoon van vrienden en/of bewonderaars, vastgelegd op een
drietal cd’s. Veertig van de songs werden door Andersen gecomponeerd, samen met
Lou Reed schreef hij You Can’t Relive the
Past en met Rick Danko van The Band Driftin’
Away. De titel verwijst trouwens naar de documentaire “The Songpoet” van regisseur
Paul Lamont over Andersen.
Overigens zat het niet altijd mee in Andersen’s carrière,
zijn beoogde manager Brian Epstein stierf nog voor dat hij die taak op zich kon
nemen. En in 1973 verdwenen op onverklaarbare wijze tijdens een reorganisatie
bij Columbia 40 master opname tapes van een langverwachte release van hem.
Andersen treedt nog geregeld op, zoals onlangs nog met zijn Nederlandse vrouw
Inge en Steve Addabbo. Beiden zijn terug te vinden op het tribute album.
In 2015 nam Paul Zoontjens (AKA Simon Keats) van The Kik
samen met diezelfde Addabbo in Shelter Island Sound NY Come to my Bedside, my Darling van Andersen op. Zoontjens werkte in
2017 mee aan het album Mingle with the
Universe: The Worlds of Lord Byron en is intussen goed bevriend met
Andersen, die al een aantal jaren in Nederland woont.
Op de hoes prijken veel grote en soms wat minder bekende
namen en ook de naam van labeleigenaar Jim Wurster. Eerder bracht het label een
respectvol en smaakvol eerbetoon aan Fred Neil, getiteld Everybody’s
Talkin’ : A Tribute to Fred Neil. Tot diezelfde categorie kan zeker ook
Tribute to a Songpoet gerekend
worden.
Hushman is een nieuw project van folkmuzikant en singer-songwriter
Ewan MacPherson, oorspronkelijk afkomstig uit Liverpool, maar met Schotse,
Welshe en Ierse roots. Verhuisde echter in1999 naar Edinburgh. Ik ken Ewan vooral van het uitstekende folktrio
Salt House en van de Keltische fusionband Shooglenifty.
Overigens begon Ewan zijn muziekcarrière ooit in Wales door
te spelen in diverse heavy metal bands. Vervolgens kreeg hij interesse in
African Township jive, dance en elektronica. Maar heeft intussen allang zijn
hart verpand aan traditionele en hedendaagse folk en roots muziek.
Het eerste wat me opvalt en bevalt aan zijn nieuwe album Hushman is de enorme relaxedheid dat
het album uitstraalt. De basispartijen van Ewan werden opgenomen in een schuur
en in een kerkhal. Ewn ging niet over een nacht ijs, het idee voor album dateert
al van 2017, na de release van zijn instrumentale album Fetch!. De eerste opnames vonden plaats in juli 2019 in de kerkhal
pal naast zijn huis toen hij net naar Strathnairn was verhuisd.
Ewan over deze bijzonder inspirerende eerste opnamesessie : “I
worked in there for about ten days which laid the groundwork for the album, I
remember some lovely days with the sun shining through the leaves making moving
shadows on the floor. Also there are two roe deer who live out the back of the
hall on the hill and we shared the sun together, they became my recording
companions, bringing inspiration! They are so beautiful and gold, bronze in colour.”.
Het opnemen van de traditional Beltane staat hem ook nog goed voor de geest : “One other event
sticks in my mind, this particular night I decided to move my vocal mic into
the main room of the church to record vocals for Beltane, which is a “neo-pagan
song”, as I began to sing a few takes I started to feel a bit nervous and kept looking
behind me, I had my back to the altar.
I had the feeling there was someone with me but I was alone
in the building. As I sang on I had a very extraordinary sensation of being
lifted a short way off my feet, I will never know if I was lifted up or not but
it felt very odd and I had the distinct impression someone didn’t want me
singing there. It was all I could do to pack up and leave with the hair
standing up on the back of my neck!”.
Ewan kreeg hulp van niet de minsten, om te beginnen van
Shooglenifty collega James Macintosh, die geregeld voor inventieve drumpatronen
zorgt. Het uitstekende basspel wordt verzorgd door Ben Nichols. Hannah Read
zingt en speelt viool op zes nummers. Verder ook nog bijdrages van Lauren MacColl
op (alt)viool, Magnus Lundmark (percussie), Kim Carnie (zang) en Thomas Hein
(piano).
De meeste songs schreef Ewan zelf, naast de reeds genoemde hypnotiserende
traditional Beltane verder nog de Scandinavische traditional Duke Henry. Ewan produceerde het album
zelf op uitstekende wijze.
Tot mijn favorieten reken ik Playing Giants, wat me door
het gitaarspel herinnert aan de betreurde Nick Drake. Tekstueel gezien vormt
Fionn Regan regelmatig een inspiratiebron, naast Bob Dylan. Ewan over zijn
teksten : “Many of my songs are about nature and beauty vs the right wing
neoliberal, capitalist, destructive side of humanity. And how many of us are
caught in the tug of war between caring for our planet and being forced to make
our way in a society that we feel is going in the wrong direction.”. Hushman is een prachtplaat, dat hoge
ogen gaat gooien in mijn eindejaarslijst.
Sinds 2010 brachten de country folk rockers van Old
Californio reeds vier albums uit. Ze zijn het best bewaarde geheim van
Zuid-Californië, praktisch alleen bekend bij de kenners van de L.A. Americana-scene
en bij bezoekers van whiskybars in de westelijke staten.
Frontmannen van de band zijn multi-instrumentalisten Rich
Dembowski (tevens lead zanger) en Woody Aplanalp, die het grootste deel van de instrumenten
voor hun rekening nemen. Hun nieuwste album Old Californio Country is voornamelijk gevuld met covers. Slechts
een drietal zijn van de band zelf, de eerste twee en I Say That Too.
Vreemde eend in de bijt vormt Because van The Beatles, geschreven door John Lennon, een van diens
meest reflectieve ballads. De zang is hier bijzonder natuurgetrouw. Een van de sterke
kwaliteiten van de band. Maar ze beheersen ook hun instrumenten, luister maar
eens naar de heerlijke lap steel in de Stones cover Wild Horses. Lowell George wordt geëerd met een vertolking van
diens klassieker Willin’, zo’n halve eeuw
al behorend tot mijn favoriete nummers.
Hoofdzakelijk oude meesters als Neil Young, John Prine en
Guy Clark wordt in het zonnetje gezet. Alleen Jason Isbell’s Maybe It’s Time is van recenter datum.
Tevens wagen ze zich aan de bekende Engelse traditional The Cuckoo. Old California
Country is een album dat dankzij de zang heerlijk weg luistert.
Op haar vijftiende begon Kirstie Lynn Mosher haar klassieke
training als sopraan onder Cecile Saine aan de Eastman Community School of
Music in Rochester, NY. Vervolgens studeerde ze Vocal Performance aan Shenandoah Conservatory, welke
studie ze vorig jaar afrondde.
De afgelopen tien jaar sleepte ze
ook al de nodige prijzen in de wacht. Naast in musicals was ze ook te zien in
diverse klassieke rollen, zoals Second Woman in Purcell's Dido and Aeneas, als
Cosette in Les Misérables, in Die Zauberflöte als Pamina en als sopraan solist
in Fauré's Requiem. Ook studeerde ze aan SongFest, een muziekfestival en
trainingsprogramma, waar het Amerikaanse lied centraal staat.
Sinds herfst vorig jaar zijn Kirstie en haar begeleider Galen
Clark woonachtig in Kansas City, Missouri, gelegen aan de Mississippi. Het
tweetal kent elkaar van Shenandoah
Conservatory. Galen bekwaamde zich daar op gitaar en ontwikkelde daar
een geheel eigen stijl. Hij versiert de
liedjes geregeld met fraaie loopjes, zoals bijvoorbeeld in A Lullaby in Joshua Tree.
Kirstie beschikt ook een
kristalheldere stem, die zowel breekbaar als emotioneel kan klinken. Haar
klassieke training hoor je eigenlijk alleen goed terug in Je Voudrais Mourir. Galen
schrijft in een behoorlijk onconventionele stijl, waarbij invloeden uit de folkmuziek,
progressieve Americana en muziek uit de Blue Ridge Mountains te horen zijn.
Cindergarden
(A Sides) is hun tweede album en absoluut geen dertien in een dozijn album.
De hoesfoto moet trouwens van een tijdje terug zijn, want Kirstie heeft eind
vorig jaar een grote metamorfose ondergaan. Overigens kwam ik dit album op het
spoor dankzij Stefan Prigmore, die het album tipte op zijn Facebookpagina.
In Texas heeft men op het
moment niet te klagen over geboren verhalenvertellers, die de traditie van
Townes Van Zandt, Guy Clark en John Prine voortzetten. Dit jaar verschenen al
prachtige albums van Terry Klein en Brian Blake. Daar kan nu het tweede album Everything
Is at Least Both van Stefan Prigmore aan toegevoegd worden.
Meteen vanaf de etherische opener
David and Goliath werd ik het album
ingezogen. Oorspronkelijk een gedicht ontstaan tijdens een van Stefan’s
wandelingen. Coproducer Clay Parker voorzag het van een intrigerend tintje.
De hoes is volgens zijn
vrouw Becky een verwijzing naar de titel : “The cover is dark, and looks almost
black, with striking white lettering. When we look closely, we can make out two
faint figures. One of them is gone from us now. A few years ago, these two made
a gorgeous album together in our home. They were connected by much more than
friendship, and their philosophy on life gave this album its name. Everything
is always at least both, and more...”.
Sinds zijn tienerjaren maakt Stefan muziek, waarmee hij in de
voetsporen trad van zijn vader, net als hij vaak inspiratie halend tijdens zijn
wandelingen in het bos en langs de rivier. Zijn muziek is een toegankelijke mix
van Americana, folk en rootsmuziek. Hij heeft een
onderscheidende en dynamische stem en zijn teksten komen oprecht over op de
luisteraar.
De mooie orgelpartijen zijn van
Clay Parker en het geweldige dobro en steel gitaarspel van James McCann. Veelal
zijn songs van eigen hand of cowrites, waaronder CV-One-Nine, wat hij schreef met de talentvolle Jaimee Harris. Everything Is at Least Both is een album
wat mij snel wist te overrompelen.
Hieronder de niet geheel objectieve, maar wel bijzonder informatieve
recensie van vrouwlief Becky :
Today, my husband Stefan Prigmore released a new album called Everything Is at Least Both. I'm excited
for everyone to hear it, but at home, we've been living with and loving and
nurturing this album for the past year. I know it like my own hands. I know
everything about it, even the stuff I don't understand about the technical side
of things. Let's get into it...an album review by his wife, biggest fan, best
friend, dog mom, and shoulder to lean on.
The cover is dark, and looks almost black, with striking white
lettering. When we look closely, we can make out two faint figures. One of them
is gone from us now. A few years ago, these two made a gorgeous album together
in our home. They were connected by much more than friendship, and their
philosophy on life gave this album its name. Everything is always at least
both, and more...
The first track is a spoken word poem written by Stefan during his
hitchhiking days. He wanted to use it somehow, and he took it to Clay. Stefan
was so excited when he called to tell me about all the spooky, dark, ethereal
stuff Clay had come up with for instrumentation. It really became something
entirely new and unique within Stefan's catalog.
The second track, Gunpowder
and Pine, was also a collaboration with Clay Parker, the producer engineer
for the album. Stefan had a pre-recording session with Clay in south Louisiana,
at which I know for certain there was plenty of whiskey, pie, and biscuits.
Stefan started the song after we moved to East Texas, and Clay helped finish
writing it. Stefan was so happy about the way Clay's lyrics finished the
verses, and it came together in a very warm and comfortable way. It has been
such a joy to watch their friendship and creative partnership evolve and
strengthen. This track also welcomes Pete Damore and James McCann to the album.
Pete (Ordinary Elephant) on mandolin and octave mandolin adds depth and folk
roots and general awesomeness. James on dobro and steel guitar kicks everything
up several notches. I remember getting a video of their weekend recording
session, and they were all standing around grinning hugely at each other and clearly
enjoying themselves very much. I think of that when I hear these songs.
The third track is a song called I Play C, written by prolific Fort Worth songwriter James Michael
Taylor. It's a heartbreaking and hopeful tune of dust, death, despair, family, and
unconditional love. Stefan has played a cover version of it in honor of James
for many years. When I met James, he had just played this song at Rodney
Moore's Picking Round the Campfire at Last Call bar. Stefan wasn't there yet,
and James charmingly introduced himself to me and told me the name of the song.
Rodney helpfully jumped in, "She knows the song, she's dating
Stefan!"
The fourth track is called Tracy.
When I first started dating Stefan, I knew this song was about an ex
girlfriend. It was also everyone else's favorite song of his. I had a brief
flare of envy, and then I listened to the words. This is the best breakup song
ever, and I'm so grateful.
The fifth track is Devil
Dogs and the Rattlesnake. These south La boys really dig into the swamp on
this one, as Stefan spins a fabled yarn of acceptance, redemption, lessons
learned, and the power of nature.
When Stefan decided to start playing a cover of Heather Little's
song Razor Wire, it was during
pandemic quarantine. He had always been moved by the song, but he burrowed
further into it and obsessed for hours on the perfect guitar parts to make it
his own. It's track six on the new album with some beautiful instrumentation
and arrangements by Clay, James, and Pete. Friends of both Stefan and Heather
sometimes enjoy requesting that each of them play their own versions of this
wonderful song.
Next up is the rollicking, rocking romp called Lacretia. Stefan told more about the
background of this song on a recent Funkytown podcast. Suffice to say, yes it's
about that one bait shop on Jacksboro Highway. Yes, this lady was a real rough
cob. And no, we don't know for sure whether she was actually murdered. But she
didn't act like someone who cared about escaping death threats, so no one knows
for sure.
Track eight is CV 19.
This song was cowritten with Jaimee Harris while the world was shut down. We
had watched in shock as our dear friend's death was made into a political
issue, and that was never okay. These events in March 2020 shaped everything we
felt and experienced during the pandemic. Our friend was dynamic, joyful, and a
true voice of God on Earth.
Track nine is the rousing favorite, Door Girl. This version is slower than we've been accustomed to,
and I asked Stefan about it. He said, "James really takes this thing into
outer space." It turns out, this is absolutely true. The tones on steel
guitar are out of this world. This hilarious song is always a crowd pleaser,
with its witty phrases and quintessential introduction, "And then she
moved to Houston with my brother." Thanks for giving me the chance, LF!
Track ten is Kramer's Song.
Out at the junction of Stephens and Throckmorton counties, there's a magical
wooden shack where you can belly up to the bar, watch the game, get the gossip,
hear the music, and get a six pack to go. We met Keaton there - a friendly,
open guy with a great smile and a love for music. I chatted with him about his
job in the oil fields, and he bought one of everything from Stefan's merch box.
He helped me balance on a chair and attach my signed dollar to the wall of the
beer joint as is their custom. When we heard his bright light was gone, we were
devastated and our hearts went out to the family and friends in that little
area.
The final track eleven is an unbelievable version of longtime
favorite Real Man. Everyone on this
track is giving it everything they've got. Soaring vocals, intricate rhythms,
hints of blues and zydeco and Motown, and gut wrenching lyrics. Stefan plays
drums on this track, which is common for him, but not everyone knows it was his
first instrument. He plays for the love of his dad Chuck, a fantastic drummer
and our favorite veteran, whom we miss everyday. He's pictured here at his last
dove hunt.
Lang werkte Pim als producer en muzikant met uiteenlopende
artiesten als Douwe Eisenga, Meindert Talma, Wannes Cappelle, Vive la Fête en
broeder Dieleman. In april 2019 besloot hij parttime als chemicus te gaan
werken. Over de voordelen daarvan zei hij toen in een interview met 3voor12 ; “Ik
vind het wel een hele fijne manier van werken om geen druk te ervaren dat het
iets moet worden. Het hoeft namelijk financieel niets op te brengen, en qua
waardering eigenlijk ook niet. Het maakt me dan ook niet zoveel uit wat er mee
gebeurt als ik iets uitbreng. Het is leuk als er mensen naar luisteren, maar
als dat niet zo is, dan is het ook goed.’’.
Dat werken in alle rust heeft nu geleid tot Je Mag Alles Als Je Droomt, een album voor
het eerst uitgebracht onder zijn eigen naam. Ondanks dat het om covers gaat is
het een zeer persoonlijk album geworden. In de vorm van hertalingen van liedjes
die veel voor hem betekenen vertelt hij over zijn ervaringen met de liefde,
depressie en het achter zich laten van zijn christelijke opvoeding. Muzikaal
gezien is het redelijk luchtig geworden als tegenwicht voor de vaak
zwaarmoedige teksten. Opener Ik Flirt
Heel Mijn Leven Al Met Jou zet meteen de (treurige) toon :
“Oh dood, je moet me niet
Je dunt mijn geliefden
Ik verlang soms naar je rust
Je bent wreed en je bent er altijd
Toen mijn moeder kanker kreeg
Vocht ze tot ze niks meer kon
Toch liet je haar smeken
Heere Jezus, wacht niet langer”
Het is een vrij letterlijke vertaling van Vic Chesnutt’s Flirted With You All My Life. Bekendste covers
zijn Into My Arms van Nick Cave en One More Cup of Coffee (Valley Below)
van Bob Dylan.
Laatstgenoemde song is in de originele uitvoering een duet
van Dylan met Emmylou Harris, begeleid door het fraaie vioolspel van Scarlet
Rivera. Hier wordt de tweede stem prachtig ingevuld door Janine van Osta (Vampire
Boyfriend). Minst bekende song die gecoverd wordt is Gewoon Een Mens Te Zijn, een song van David Bazan. Verder songs van
grote namen als Leonard Cohen, Sufjan Stevens, U2, Tom Waits en Eels.
Over het algemeen is de zang en muziek bijzonder ingetogen. Pim
nam de plaat op in zijn eigen studio met coproducer en multi-instrumentalist Rinze
Voorberg. Naast van Janine van Osta kreeg Pim verder hulp van Peter Slager
(BLØF) op bas en broeder Dieleman op banjo.
Al zo’n twee decennia is de Amerikaanse powerhouse zangeres
Dayna Kurtz een graag geziene gast op de Nederlandse podia. Ze brak in
Nederland door met het album Postcards
from Downtown, waarop Somebody Leave
a Light On over de betreurde Jeff Buckley een hoogtepunt vormde.
Een jaar later maakte ze live grote indruk tijdens
live-optredens. Zelf zag ik haar solo optreden in 2003 in de 013 in Tilburg. Het
live-concert op 5 juni dat jaar in Paradiso verscheen op DVD onder de titel “Postcards
From Amsterdam”. Ze werd toen onder andere bijgestaan door klasbak Roel
Spanjers op toetsen en accordeon en door drummer Randy Crafton.
Crafton is op Lulu
and The Broadsides de uitstekende producer en geluidsman van dienst. De
opnames vonden in drie verschillende studio’s plaats, maar dat hoor je niet
terug. Het album heeft een duidelijke live vibe. Lulu and The Broadsides is overigens niet hun eerste album, op 25
april 2019 verscheen hun debuut Sampler.
Twee nummers van dat album, You’re Trouble en A-Grade,
zijn ook terechtgekomen op het nieuwe album. Zes nummers schreef Dayna zelf en
overige vijf zijn covers, waarvan de Nick Cave klassieker Into My Arms de bekendste is. Bijzonder soulvol is haar vertolking van How Do I Stop, waarin ze laat horen meer
dan alleen een powerhouse zangeres te zijn.
Erg aanstekelijk is het eerder genoemde A-Grade, waarvan de titel een verwijzing is naar haar partner Gary
die ze gekscherend een A-grade piece of ass noemt. Bijzonder intrigerend is
haar cover van Iggy Pop’s I Need Somebody, wat door haar geweldige bandleden voorzien wordt van
een broeierige, onderhuidse spanning en daarna naar een geweldige climax
wordt toegewerkt.
Dayna wordt omringd door de wol geverfde muzikanten, die het
album naar een torenhoog niveau drijven. Vooral het toetsenwerk van Glenn
Hartman bevalt me erg goed. Overigens heeft Dayna niet een complete band nodig
om volledig te overtuigen. Dat bewees ze samen met Robert Maché vier jaar terug
nog met het bijzonder fraaie Here
Vol. 2.
De tweede helft van januari komt Dayna met Robert naar
Nederland en België voor optredens. Tot die tijd laaf ik me aan de prachtplaat Lulu and
The Broadsides, wat nu in Nederland verkrijgbaar is. Zeer warm aanbevolen!
Oorspronkelijk komt singer-songwriter Dave Helgi Johan Debrecen uit
een kleine IJslandse gemeenschap in Gimli, Manitoba, Canada. In februari 2019
verhuisde hij naar Byron Bay, Australië om zich volledig te kunnen ontplooien
als soloartiest en om samen te werken met lokale artiesten.
Sinds die tijd toert hij in een busje door heel Australië.
In de tussentijd werkte hij aan songs in datzelfde busje, maar soms ook in de
slaapzaal van een hostel tijdens de lockdown tot zelfs in een wagen bij The
Arts Factory in Byron Bay.
Dave noemt het een “labour of love”. Door elk instrument
zelf te bespelen en soms zelfs verschillende instrumenten van vrienden en
andere muzikanten te lenen om deze nummers in te vullen, is dit album een
proces geweest met enkele wegversperringen.
De muziek op zijn album Drumheller
is een opgewekte en een geheel eigen mix geworden van Lofi Indie, Folk en Alt
Country. Bij het beluisteren van het album had ik meteen associaties met de
muziek van Alexander. Het is feelgood muziek van de bovenste plank. Geregeld
ook aanstekelijk, zoals het catchy Firefly,
waarvan het refrein meteen blijft hangen.
Drumheller
verschijnt op het sympathieke Berlijnse label Greywood Records, dat wel vaker
een goede neus blijken te hebben voor onbekende, maar meer dan uitstekende
muziek.
Na negen jaar wordt de Canadese blueszangeres Layla Zoe op
haar nieuwe album The World Could Change
herenigd met producer, componist en multi-instrumentalist Henrik
Freischlader. Het album verschijnt op het label van Freischlader. Layla is een
artiest naar mijn hart, heeft niets met streamingdiensten, waar haar muziek dan
ook niet terug te vinden is. Artistieke vrijheid is het grootste goed voor
Layla.
The World Could Change
is opgedragen aan diegenen die opkomen voor echte vrijheid in al zijn
hoedanigheidvormen. De songs op het nieuwe album zijn een uitstekende mix van
blues rock en tedere, soulvolle ballads. Layla is een powerhouse, maar kan ook
bijzonder ingetogen zingen.
Vooral de ballads bevallen me uitermate goed, favoriete song
is het meer dan acht minuten durende Baby
Bird. Een lied over een vrouw die haar zwangerschap verliest. Ook ingetogen
is Praying Kind, waarvan ik dacht dat
over haarzelf ging, maar dat blijkt bij navraag niet zo te zijn.
Het trage ritme aan het begin van het titelnummer deed me
herinneren aan de Sirtaki. Wellicht bewust of onbewust een knipoog naar Layla’s
Oost-Europese roots. Freischlader speelt naast gitaar, bas en drums. Freischlader
krijgt geregeld de kans van Layla op gitaar zijn duivels te ontbinden, zoals in
opener Dark Heart.
Het duo kreeg alleen hulp op Hammond orgel van Moritz
"Mr. Mo" Fuhrhop. Zoals gebruikelijk schreef Freischlader de muziek
en Layla de teksten. Als altijd levert Layla kwaliteit, maar ook kwantiteit,
wantThe
World Could Change duurt ruim zeventig minuten.