Zonder Gerard Muijs had ik Guy Buttery en zijn muziek nooit
ontdekt. Niet zo vreemd dat hij onbekend voor mij was; zijn muziek wordt in
eigen beheer uitgebracht. Bovendien komt hij uit Durban, Zuid-Afrika. Een land
waarvan de muziek nauwelijks bekendheid geniet in Europa. Hij groeide op in zijn
prille jeugd met de muziek van The Doors, Led Zeppelin, Bob Dylan en Bob
Marley. Hij bekwaamde zich op de
mandoline, nadat hij Battle of Evermore
van Led Zeppelin gehoord had. Gitaar leerde hij spelen van Leandros Stavrou en
Nibs van der Spuy, met wie Guy tegenwoordig veel samenwerkt. Nibs introduceerde
Guy bij de begaafde finger picking gitarist Michael Hedges, die hem ook de nodige
kneepjes van het vak leerde. Verder studeerde hij jazz aan het Kwa-Zulu Natal
Technikon en de Durban School of Music. In eigen land behoort hij nu tot de
meest invloedrijke muzikanten. Guy
Buttery is inmiddels zijn zesde album. Naast Piers Faccini spelen er een
aantal bekende Zuid-Afrikaanse muzikanten op mee. Overigens werkte hij in het
verleden al samen met onder anderen Donovan, Jethro Tull en Martin Simpson.
Zijn composities zijn vrijwel allemaal instrumentaal. En in de sporadische
gevallen dat er vocalen in voorkomen, betreft het dan woordeloze zang. Naast
akoestische gitaar speelt Guy mbira, een soort Afrikaanse duimpiano, en voegt
hij af en toe ambient elementen aan zijn muziek toe. In veel van zijn
composities speelt ritme en wisseling van ritme een grote rol, zoals in opener Werner Meets Egberto in Manaus. Een
uitzondering hierop is Floop, waarin
een hoofdrol voor de wurlitzer en het orgel van Chris Letcher zijn weggelegd. En
af en toe zijn de stukken wat ingetogener, waardoor de akoestische gitaar van
Guy meer op de voorgrond kan treden. In zijn gitaarspel is enigszins de invloed
van Ralph Towner te horen, niet zo verwonderlijk, want hij is een groot
bewonderaar van Towner. Ook is de invloed van de Afrikaanse blues duidelijk
hoorbaar in zijn muziek. Guy Buttery
heeft in korte tijd een overrompelende indruk op mij gemaakt.
Theo Volk