Waiting Rooms
was in 2019 een van mijn favoriete albums, om een of andere reden plaatste ik
bijgaande recensie destijds wel op Musicmeter en niet hier. Bij deze dan alsnog.
“The waiting is over” staat op de binnenkant van het
klaphoesje van Waiting Rooms te lezen. Gelukkig voor Samantha, maar
zeker ook voor mij, heeft haar fraaie debuutalbum Dark Nights Make for
Brighter Days eindelijk een opvolger gekregen.
Samantha heeft in het verleden veel tijd doorgebracht
in verscheidende soorten wachtkamers en regelmatig ontstonden daar ideeën voor
nieuwe songs. Ze kwam op het idee om die songs als het ware “terug te geven”
aan de omgeving waar ze ontstonden. In zes livesessies opgenomen in de periode
juni 2017 tot begin dit jaar.
Sommige songs konden lang rijpen zoals Dark Waters,
wat al een aantal jaren oud is. Net als op haar debuut speelt haar broer
Douglas een belangrijke rol, hij speelt niet alleen shruti, elektrische en
staande bas, maar is ook verantwoordelijk voor een zestal wonderschone
arrangementen.
Haar naam zal waarschijnlijk bij weinig Nederlandse
muziekliefhebbers een belletje doen rinkelen. Ze werkt echter al heel lang
samen met Josienne Clarke, die samen met Ben Walker lange tijd een bekend
folkduo vormde. Samen maken de dames deel uit van het interessante kwartet
PicaPica.
Samantha beschikt over een van de mooiste stemmen, die
ik ken, waarmee ze me geregeld kippenvel bezorgd, vooral in Sailors, Dylan’s
Truth en Sometimes Somethings. Misschien een boude uitspraak, maar
ik denk dat Nick Drake trots geweest zou zijn, als hij laatstgenoemde song
geschreven zou hebben.
Wellicht had haar carrière al een grotere vlucht
genomen als haar debuut niet in eigen beheer was uitgebracht, maar op een
gerenommeerd label. Gelukkig zag deze keer het label WONDERFULSOUND, bekend van
onder andere singer-songwriter Nev Cottee, wel terecht brood in om het album
uit te geven.
Toeval of niet, Waiting Rooms verschijnt een
week voor In All Weather van haar goede vriendin en collega Josienne
Clarke, beide albums behoren voor mij tot de allermooiste albums, die ik dit
jaar hoorde.
Singer-songwriter Mélys komt uit Occitanië, waar ze
woonachtig is in de hoofdstad van die regio, Toulouse. Haar tweede EP For
Once werd me onder de aandacht gebracht door Nicolas Favier van Microcultures.
In het verleden kreeg ik van hem fraaie albums toegestuurd van onder andere The Apartments,
Oddfellow’s Casino, Nesles, ManoloRedondo en Josef.
De artiestennaam Mélys is gedeeltelijk afgeleid van
het Griekse woord voor "bij" en het Welshe woord voor
"zoet". Mélys omschrijft haar zelfgeschreven liedjes als bloemenfolk,
dromerige, jazzy en kleurrijke folk. Net als op haar eerste EP Agua
zingt ze ook ditmaal een song in het Spaans en de overige in het Engels. De
songs op die eerste EP hadden allemaal een relatie met water. In tegenstelling
tot die eerste EP bevat de nieuwe EP ook wat rockinvloeden.
Haar stem die zowel zacht als hees is wist me meteen
te raken, vooral als ze in het Spaans zingt. Melancholie is nooit ver weg. Elk
nummer op For Once is gericht op een andere persoonlijkheid. Een vader,
een moeder, een geliefde. We weten niet meer of we ons in het mystieke of het
echte, in de poëzie of in het concrete bevinden. We verdwalen tussen een
landelijke en stedelijke omgeving, folk en rock, Engels en Spaans, liefde en
woede, nostalgie en het verlangen naar morgen.
Inspiratiebronnen voor Mélys zijn onder andere Lhasa,
Norah Jones en vooral Alice Phoebe Lou. Naast Franse, heeft Mélys ook Nederlandse,
Belgische en Duitse roots. De komende
tijd zal ze optreden in Nederland en Duitsland. Het eerste optreden is trouwens
bij Roos Julia Bernson, ook een zangeres. Het dromerige For Once is indie
folk op zijn mooist.
Theo Volk
Releasedatum : 26 april 2024 Microcultures / Kuroneko
Ik krijg steeds meer de indruk dat ik achter de
muziek aanloop. Ik hoef niet meer zo nodig. Ik beperk mijzelf qua
muziekbeleving alsmaar meer. Niet is er de noodzaak om muziek die zoal uitkomt,
binnen de genres waar ik mij thuis voel, te absorberen zoals ik dat
gebruikelijk deed. Ik blijf in principe openstaan voor muziek, maar veel van
wat zoal wordt uitgebracht, blijkt mij minder te boeien dan voorheen. Leyla
McCalla verraste mij indertijd (tien jaar geleden) met haar debuut Vari-Colored Songs : A Tribute to Langston Hughes.Een indrukwekkend album. Het is een
Roots georiënteerde plaat, met vooral ruimte voor traditionele instrumenten. Ik
heb haar daarna ook live gezien. Ze had wat mij betreft de allure van een
zelfstandige en krachtige persoonlijkheid. Een vrouw met een interessante en
geloofwaardige boodschap. Vooral haar album Breaking the Thermometer vond ik
ronduit geweldig. Die veelzijdige plaat bleek in de eerste plaats een zeer
persoonlijk verhaal, en vooral de geschiedenis van haar ouders, werd enorm
transparant uit de doeken gedaan. Enerzijds een droeve constatering van
geschiedkundige feiten, anderzijds gaat het over de veerkracht van een familie.
Het staat en stond zo ver van mijn eigen beschermde wereld, maar het maakte dat
ik veel respect kreeg voor Leyla McCalla. Het is juist dat integere album dat
mij deed uitkijken naar Sun Without the Heat, en juist omdat Leyla iets te
vertellen heeft. Met name muzikaal weet ze mij ditmaal echter te raken.
Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om muziek te
kwalificeren met sterren alsof je daarmee wil suggereren dat de ene plaat beter
is dan de andere, alsof het een wedstrijd betreft. Muziek beleven is en blijft
een persoonlijk iets. Het ene spreekt je meer aan dan het andere. Leyla’s
boodschap is wat mij betreft onveranderd. Door hetgeen wat zij doet verbreedt
ze mijn perspectief, en daarmee blijft mijn interesse naar haar muziek intact.
Ik onderga haar haar nieuwe album weliswaar minder intens dan de vorige, toch
valt er weer veel te genieten. Haar advies neem ik ter harte terwijl ik luister
naar Give Yourself a Break. Het hoeft niet altijd diep of meeslepend te zijn.
Je mag en kan ook gewoon genieten van muziek, zonder dat daarmee per se een
statement gemaakt wordt. Sun Without the Heat is daarmee voor mij een plaat van
iemand die gewoon iets moois heeft willen maken voor haar luisteraars. Sun Without the Heart is simpelweg
een mooi album. Wederom een pure plaat van een gedreven artiest!
De ervaren Britse muzikant James Hoare brengt onder de
artiestennaam Penny Arcade zijn solodebuut Backwater Collage uit. Hoare
kreeg vooral bekendheid met bands als Veronica Falls, The Proper Ornaments en
Ultimate Painting. Voor de opnames verhuisde hij vanuit Londen terug naar zijn
geboorteplaats in West-Engeland. De opener Jona was de eerste song die
Hoare schreef voor Backwater Collage en het zou het vertrekpunt gaan vormen
voor het geluid van de rest van het album.
"Jona
was first song recorded for the album. Written late at night in my garage
studio post lockdown. It has a subterranean feel and centres around a fictional
character. The whole song was written very quickly around a simple guitar riff.
I tried to capture the twilight feel of the initial idea on the actual
recording, keeping everything simple, stripped down and to the minimal of
takes. The song became a touchstone for the album and helped shape the overall
sound of the tracks that followed.", aldus Hoare.
Bij deze song Jona had ik meteen twee
associaties. Bij titel moest ik meteen denken aan de uitstekende singer-songwriter
Jona Lewie, die lang geleden hits scoorden met You'll Always Find Me in the
Kitchen at Parties en Stop the Cavalry. Bij de fluisterzachte zang van
Hoare was de associatie met Elliott Smith voor de hand liggend. Het album bevat
een elftal sobere songs. Hoare kreeg alleen hulp van Nathalia Bruno(subtiele
vocalen) en zijn goede vriend Max Claps
droeg toetsenpartijen bij. Naast de in de persinfo genoemde inspiratiebronnen
Syd Barrett en The Velvet Underground, zou ik nog The Beatles willen noemen (One
More). Het behoorlijk ingetogen Backwater Collage is een absolute
aanrader voor liefhebbers van Elliott Smith en aanverwante singer-songwriters.
Al meer dan twintig jaar brengt het Hamburgse label Tapete
Records albums uit. Daaronder bekende artiesten als Robert Forster, Lloyd Cole
en Christian Kjellvander. Veelal echter acts die onder de radar blijven, zoals bijvoorbeeld
BMX Bandits. Een Schotse groep, vernoemd naar een film, die in 1986 opgericht
werd uit de overblijfselen van The Pretty Flowers. De enige vaste factor van de
groep is zanger en componist Duglas T. Stewart. Voor de overige samenstelling was
het ongeveer een duiventil met onder andere leden van Teenage Fanclub & the
Soup Dragons, waaronder de ervaren rot Jim McCullough, ook bekend van de uitstekende
folkrockgroep Snowgoose.
Dreamers on the Run
is inmiddels het twaalfde reguliere album. Eigenlijk had het album allang af moeten
zijn, ware het niet dat Duglas mentaal en fysiek instortte. Van somberheid is hier
echter geen sprake, dat maakt de lichtvoetige opener en titelnummer Dreamers
on the Run met Focus achtige meerstemmige vocalen meteen duidelijk.
Uiteraard zijn de zestiger jaren invloeden van onder andere The Beach Boys en
The Beatles weer aanwezig. Tot de fraaiste en meest aanstekelijke songs kan Setting
Sun gerekend worden, geschreven door Duglas’ nieuwe rechterhand Andrew Pattie. Vreemde eend in de
bijt op het album is My Name Is Duglas (Don't Listen to What They Say),
een song over de mentale gesteldheid van Duglas. Voor het overige
schijnt de zon volop en tovert Dreamers on the Run een glimlach op het
gezicht van de luisteraar.
Niet een bepaald doorsnee singer-songwriter is Ella
Ronen. Zij is de dochter van schrijfster Diti Ronen. Ella werd geboren in Tel
Aviv, maar is woonachtig in Zwitserland, niet het eerste land waar je aan denkt
bij muziek. Naast singer-songwriter is ze dichter, gemeenschapsleider en activist.
The Girl with No Skin is inmiddels haar vierde album, een uiterst
persoonlijk en breekbaar album, waarbij haar hart op de tong ligt.
Opener Truth is hier een sleutelsong. Een paar
jaar terug geschreven in gespannen toestand. Op 16-jarige leeftijd ging Ella
Ronen een bar binnen die bekend stond om het toestaan van alcoholgebruik door
minderjarigen, en een bekende dichter en journalist begon met haar te praten.
Hij nodigde haar uit in zijn appartement en mishandelde haar. Ze ontsnapte
ternauwernood. Twee jaar geleden nam Ronen, inmiddels een volwassen vrouw (37),
deel aan de publicatie van een groot exposé waarin de dichter als roofdier werd
ontmaskerd.
In 2020 ging Ronen op zoek naar producenten. Ze was
ontzettend ontroerd door twee nummers van verschillende artiesten dat ze hun
credits controleerde. En die leidden naar één en dezelfde persoon: Sam Cohen (Kevin
Morby, Alexandra Savior, Sharon Van Etten). Ella's onderzoek was voltooid. Een
paar maanden later ontving Cohen een e-mail van haar. De onderwerpregel luidde
"Een album produceren", en het bevatte een eerste nummer voor dit
toekomstige album. Cohen zegt dat hoewel Ronen was vergeten het opnamebestand
mee te sturen, de tekst voor hem voldoende was om te weten dat hij dit album
wilde maken. Dit nummer was The Girl with No Skin, tevens de titeltrack
en het eerste nummer van de plaat gedeeld met de wereld vorig jaar.
Samen met Cohen zong ze een duet, I Just Want to
See You. Het gaat over een stel dat zingt over het gevoel wanneer beide
partijen dicht bij elkaar willen zijn - maar hoe kan dit lukken als we allemaal
zo druk zijn met het spelen van rollen, als man en als vrouw?"The space between two people might as well be galaxies, and oh, I
know this to be true. But I'll shine a light, a sign of life, and try to get to
you, because in all this space and nothingness - What else is there left to
do?"Een teder,
liefdevol lied over schijnbaar onoverkomelijke grenzen in het alledaagse
samenzijn. Het gevarieerde, breekbare en soms hartverscheurende The Girl
with No Skin werd uitstekend geproduceerd door Cohen in Ustate NY.
Theo Volk
Releasedatum : 8 maart 2024 BB*Island/De Konkurrent
Aparte naam voor een begeleidingsband, de treinrovers.
De enige connectie die ik ken tussen treinrovers en muziek is Ronnie Biggs, die
ooit in 1978 twee nummers met de Sex Pistols opnam. Tylor & the Train
Robbers is een band die als thuisbasis Idaho heeft. Arbeidsethos staat bij hen
hoog in het vaandel. De titel van hun nieuwe album Hum of the Road is
een verwijzing naar de vele kilometers die ze afleggen tijdens hun tournees van
optreden naar optreden.
Frontman Tylor Ketchum is zanger van de band en schrijft
alle nummers, die vaak poëtisch zijn. De bijzonder strakke ritmesectie wordt
gevormd door zijn broers Jason en Tommy Bushman. Het drietal begon op vroege
leeftijd samen te spelen. Zij vormen dan ook de solide basis van Tylor & the
Train Robbers. Ze worden gecompleteerd door lead gitarist Johnny “Shoes” Pisano
en snarenwonder Rider Soran (pedal steel, lap steel en dobro). Laatstgenoemde zorgt
vooral voor het country tintje in hun muziek. Die zweeft vooral tussen rock,
country, americana en folk. Vooral in hun uptempo, meer rock georiënteerde
songs als Workin’ Hands excelleert de band, maar een rustige song als Ton of Trails is overigens ook niet te versmaden.
Het album werd in zes dagen tijd in Texas in alle rust
opgenomen en is men er in geslaagd zoveel mogelijk de energie en het geluid van
liveoptredens vast te leggen. Dat alles met dank aan producer Cody Braun (Reckless
Kelly). De bariton van Tylor is vaak de kers op de taart. Hij is overigens net
dertig, maar zijn stem klinkt een stuk doorleefder. Erg aangenaam plaatje, dit Hum
of the Road.
Vreemd dat ik nog nooit een album besprak van
Villagers, de Ierse indie folk band rondom frontman Conor O’Brien. En dat
terwijl ik de groep nauwgezet volg sinds hun debuutalbum Becoming a Jackal.
Tot op heden was, net als voor veel anderen, hun voor de Mercury prize
genomineerde album {Awayland} mijn favoriete schijf van hen.
Om maar met de deur in huis te vallen, daar gaat het
ijzersterke That Golden Time nu verandering in brengen. Na het nogal
gevarieerde Fever Dreams keert O’Brien terug naar de intimiteit van
eerdere albums. Zoals we van O’Brien gewend zijn de arrangementen subtiel en
zitten de songs weer melodisch goed doortimmerd in elkaar. In zijn teksten
klinken zijn hoop, angst en dromen door.
That Golden Time
ontleent zijn naam aan het vijfde nummer, dat tevens dienst doet als de eerste
single van het album. “Ik wilde dat de warmte van de plaat weerspiegeld werd in
de titel”, legt O’Brien uit. “Het nummer raakt ook een thema dat steeds weer
opduikt, van romantiek versus realisme. Hoe kun je ambitieuze ideeën hebben
over jezelf en de wereld om je heen, terwijl je geconfronteerd wordt met een
harde, koude realiteit? De wrijving interesseerde mij.”
De video voor “That Golden Time” is geregisseerd door
Rok Predin en is een mooie knipoog naar de hoes van het album, waarop een mot
staat afgebeeld, een vehicle voor O’Brien’s gevoelens, gedesoriënteerd door de
constante schittering van het mobiele scherm. ‘De mot raakt in de war door de
vlam,’ merkt O’Brien op, ‘en zal op tijd sterven.’.
“Het is waarschijnlijk het meest kwetsbare album dat
ik heb gemaakt. Ik speelde en nam alles op in mijn appartement, en
uiteindelijk, tegen het einde, nodigde ik mensen uit.”, aldus O’Brien. Zo kreeg
hij onder andere hulp van de Ierse legende Dónal Lunny (Planxty, The Bothy Band)
op bouzouki en de Amerikaanse songwriter en multi-instrumentalist Peter
Broderick op viool. Persoonlijke favorieten zijn I Want What I Don’t Need
en No Drama. Het zou me niet verbazen als het persoonlijke That
Golden Time in veel eindejaarslijsten zal gaan opduiken.
Tien jaar geleden debuteerde de toen veertigjarige Noorse singer-songwriter Torgeir Waldemar Engen met een titelloos album van
wereldklasse. Op een na allemaal zelf geschreven liedjes, op de cover Highway
Kind van Townes Van Zandt na. De verwachtingen voor een opvolger waren
vervolgens torenhoog, maar die werden drie jaar later volledig ingelost met het
nog fraaiere No
Offending Borders. Het bevatte een uitgekiende mix van afwisselend meer
folk- en rock getinte songs. Ook was hier andermaal een cover te
vinden, een uitvoering van Link Wray’s Falling Rain. Weer drie jaar
later volgde zijn album Love.
Grote inspiratiebron voor dat album vormde Brian Wilson’s Love and Mercy.
Zijn muziek bestaat voornamelijk uit een mix van folk,
rock en country. In 2022 trad Torgeir, begeleid door een groep uitgelezen
muzikanten op in een bomvol Opera House in Oslo. Die muzikanten waren Anders
Møller, Daniel Henriksen, Lars Arne Lindland, Håvard Krogedal, Christer Engen,
Kristine Marie Aasvang, Ole- Henrik Moe, Kari Rønnekleiv, Theresa Mantorski,
Kristin Alsos Strand en Magnus Skavhaug Nergaard. In de altijd beklijvende
opener Take Me Home, zingt Torgeir een duet met Tuva Syvertsen, vooral
bekend door haar samenwerking met Susanna Wallumrød. Met de IJslands/Noorse
popzangeres Charlotte Qvale zingt Torgeir een duet in Talent for Love.
De gespeelde set bevat slechts een song van zijn
laatste album, de overige songs komen van zijn eerste twee, meest succesvolle
albums. Dat zijn mijn favoriete albums van hem. Helaas worden twee van mijn
persoonlijke favorieten, Summer in Toulouse en Sylvia (Southern
People), niet vertolkt. Benieuwd welke songs er in oktober op zijn setlist
zullen staan op Ramblin’ Roots. Tot die tijd draai ik alvast warm met dit
uitstekende livealbum, waarop overigens het publiek haast alleen hoorbaar is
tijdens het beschaafd applaudisseren.
Muziekfanaat André Rooyakkers behoort absoluut tot de
grootste fans van Lucy Woodward in Nederland. André vroeg me of ik aandacht aan
Woodwards nieuwe album Stories from the Dust wilde besteden. Ongetwijfeld kwam
André haar op het spoor vanwege haar link met Rod Stewart, waar hij ook een groot
fan van is. Woodward was niet alleen achtergrondzangeres van Rod Stewart, maar
ook van andere grote namen als Barbra Streisand, Joe Cocker, Chaka Khan en
Celine Dion.
Haar muzikale genen erfde zij van haar vader Kerry
Woodward, een bekende dirigent. Haar vader was ooit dirigent van het vermaarde
Nederlands Kamerkoor, hierdoor woonde het gezin enkele jaren in Amsterdam.
Echter na de scheiding van haar ouders verhuisde Lucy met haar moeder en broer
naar New York om daar bij haar grootouders te gaan wonen.
Stories from the Dust
is inmiddels Lucy’s vijfde soloalbum, volgens eigen zeggen haar meest
persoonlijke album tot nu toe. Haar eerdere albums ken ik niet, maar al snel
wordt me duidelijk dat Lucy een uitstekende, getrainde zangeres is, die zich
in diverse genres thuis voelt. Volgens André is haar muziek hier een stuk
rootsier dan op voorgaande albums. Wellicht heeft dat te maken met de twee albums
die ze samen met gitarist Charlie Hunter maakte.
De productie was in de vakkundige handen van David
Garza (onder andere Fiona Apple, Gaby Moreno). Zelf ken ik Garza vooral van de
productie van het fraaie album The
Starlight Ballroom van de Ierse singer-songwriter Ultan Conlon. Ik
vermoed dat zijn invloed ook op Stories from the Dust groot is geweest.
Woodward trad al vaker op in Nederland en zal de komende tijd twee keer hier
optreden.
De naam van de Texaanse singer-songwriter Heather
Little zal bij weinig muziekliefhebbers een belletje doen rinkelen. Zij wordt
echter door collega muzikanten op handen gedragen. Vandaar dat je op haar
nieuwste album By Now iemand aantreft als Patty Griffin. Enige bekendheid
kreeg Heather met Gunpowder & Lead, wat ze in 2006 samen met Miranda
Lambert schreef. Het nummer is hier de afsluiter, welke wordt uitgevoerd met
een extra couplet. Ze wordt hier alleen begeleid door het beklijvende vioolspel
van Van Plating.
Heather is iemand met veel levenservaring, iemand voor
wie het leven niet altijd even gemakkelijk was. My Father’s Roof is autobiografisch
en gaat over een vader met losse handjes. Het trompetspel van Kami Lyle is hier
de kers op de taart. Het ingetogen duet Hands Like Mine met Patty
Griffin gaat over haar drie huwelijken. Volgens eigen zeggen trouwde ze de
eerste keer veel te jong. De twee keer was ze “too ignernt” (too ignorant), een
woord van haar oma. En toen ze deze song schreef dacht ze dat haar derde
huwelijk ook op de klippen zou gaan lopen. Gelukkig liep het anders. Razor
Wire gaat over het in de steek laten van dierbaren, ieder couplet is over
een ander persoon.
Naast Griffin tref je onder andere Jared Tyler aan, wiens
gitaar je hoort op Bones. Tyler verloor onlangs zijn goede vriend
Malcolm Holcombe, ook een muzikant die niet zo bekend was bij het grote
publiek, maar net als Heather geadoreerd werd door veel collega’s. Russ Pahl is
een van de meest gevraagde sessiemuzikanten van Amerika, zijn fraaie pedal
steel spel is te horen op Transistor Radio.
Zelf licht Heather
By Now als volgt toe : “This record is about how easy it is to be hard
on yourself, and how hard it is to be easy and cut yourself a break sometimes.
Grace is a dense pigment that takes over what it colors, but so are resentment,
contempt, anger, fear, and indifference. It took a long time for me to learn
the lessons given by the people I’ve known along the way thus far, and even
longer to see clearly the situations and circumstances I created with my own
choices.”.
By Now is een bijzonder
fraai album van iemand met een bewogen levenswandel. Het album verschijnt op Need
to Know Music, een label dat de laatste jaren grossiert in prachtige releases,
waaronder die van Malcolm MacWatt, Nathan Bell en Malcolm Holcombe. Gelukkig is
het in Nederland verkrijgbaar bij CRS.
Theo Volk
Releasedatum : 19
april 2024 Need to Know Music/CRS
Afgelopen dinsdag verscheen al Alice Randall’s nieuwste
boek “My Black Country”, een introspectieve zoektocht naar het belang van de
inbreng van gekleurde Amerikanen aan de countrymuziek. Haar boek had op geen
beter moment kunnen uitkomen, gezien alle commotie die er in Amerika op dit
moment gaande is sinds de release van Beyoncé’s nieuwe album Cowboy Carter.
Alice’s bekendste boek is “The Wind Done Gone”, een
parodie op “Gone with the Wind”. Randall is veelzijdig, naast het schrijven van
boeken, geeft ze les, is ze scenarioschrijfster en sinds 1983 schrijft ze
countrysongs. Tijdens haar tweede optreden dat jaar in Nashville werd ze
ontdekt door Steve Earle, die haar mentor werd. Al spoedig begonnen anderen haar
songs op te nemen. Randall is de eerste Afrikaans/Amerikaanse vrouw, die een
nummer 1 hit scoorde. In
1994 nam Trisha Yearwood haar
nummer XXX's and OOO's (An American Girl) op.
Aan My Black Country :
The Songs of Alice Randall
werkten een twaalftal geweldige zangeressen mee ; Leyla McCalla, Chauntee &
Monique Ross (SistaStrings), Adia
Victoria, Rhiannon Giddens, Sunny War, Miko Marks, Allison Russell, Saaneah
Jamison, Rissi Palmer, Valerie June en Alice’s eigen dochter Caroline. Het is een fraai eerbetoon geworden, waarvan de
afsluiter XXX's and OOO's (An American Girl) gezongen door Caroline Randall
misschien de meest beklijvende uitvoering is.
Al sinds 2001 toert Chicago Mike Beck solo en met zijn band
Chicago Mike’s InterGalactic Brother & Sisterhood of Big Eyed Beans from
Venus door de Verenigde Staten en Europa. De ervaren muzikant noemt zichzelf
gekscherend een “sinner-songwriter”. Zijn nieuwste album LOVE! It’s
About Time werd door Nico Outhuijse en Rik Meijer geproduceerd in The
Grien Room in Leeuwarden. Dit tweetal begon in 2021 na vijfendertig jaar weer
samen te werken in het ambitieuze project Chickenforce, vorig jaar verscheen
hun uitstekende album getiteld 2.
Het album
bezat een duidelijke livevibe, wat ook duidelijk opgaat voor LOVE! It’s
About Time. Beck wordt omringd door muzikanten, die allen een bak aan
ervaring meebrachten. De bekendste naam is die van Sugar Blue (The Rolling
Stones, Bob Dylan, Frank Zappa), die hier geregeld met zijn mondharmonica de
sterren van de hemel speelt. Bij het grote publiek zal hij vooral bekend zijn
voor zijn bijdrage aan het nummer Miss You van The Rolling
Stones.
Een van de
twee covers hier is ook een Stones song en wel het schitterende Sweet
Virginia van de ultieme Stones klassieker Exile on Main St..
In dit nummer is ook een prominente rol voor de mondharmonica weggelegd. Een
minder bekende cover is Vehicle van de band The Ides
of March, een lekker funk rocknummer. Een aantal van de liedjes is voorzien
van soulvolle koortjes gezongen door de bekende vocaliste Nora O’Connor en
Mirjam Timmer van Twarres.
Het
songmateriaal is behoorlijk gevarieerd, van blues, rock, country, bluegrass tot
zelfs dixieland. Een van Beck’s eigen favorieten is Porch Swing.
Hier duelleren de viool van Rahel-Liis Aasrand, de pedal steel van Dakota
Holden en de elektrische gitaar van Mitch Lewis om de hoofdrol. Mijn
persoonlijke favoriet is trouwens de mooi opgebouwde afsluiter The Last
Hurrah. Al heel lang op het live repertoire staat het persoonlijke I’ll
Get There When I Get There, waarop de gitaar van producer Meijer te horen
is. Nog een andere ervaren Nederlandse muzikant werkte mee, drummer Boy
Brostowski (Jan Akkerman, The Buffoons). Beck is erg trots op het eindresultaat
en dat is volgens mij volledig terecht!
Theo Volk
Releasedatum : 19 april 2024
Independent/Coast to Coast
Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Si
Kahn brengt muziekleraar, muzikant en songschrijver Phoebe Rees een ode aan
hem. De klassiek geschoolde altvioliste Rees komt uit Oswestry, Verenigd Koninkrijk.
Net buiten die plaats ligt Old Oswestry Hillfort, een 3000 jaar oude
nederzetting op slechts zes kilometer van de grens met Wales en een van de best
bewaarde heuvelforten uit de ijzertijd in Groot-Brittannië.
Phoebe kreeg de muziek met de paplepel ingegoten, haar
moeder werkte in een muziekwinkel en bracht instrumenten als klarinet,
blokfluit, ocarina, concertina en accordeon mee naar huis. Thuis werd van alles
gedraaid, van Schubert, Bob Dylan tot aan traditionele Boliviaanse dansmuziek. Wat
Phoebe naast haar liefde voor muziek deelt met Si Kahn is het inzetten voor
sociale rechtvaardigheid. Phoebe haalt vooral haar inspiratie uit Keltische,
Engelse en Amerikaanse volkstradities.
In opener High On a Mountain with Ola Belle Reed
waan je je in het Appalachengebergte. Dit lied is geïnspireerd op High On a
Mountain van banjovirtuoos Ola Belle Reed. Maar ook klinken er Ierse
invloeden door (The Didin Didin). De liedjes gaan vaak over kansarmen,
zoals bijvoorbeeld mijnwerkers. Het fraaie In Afghanistan brengt een ode
aan de in augustus 2021 door de Taliban vermoorde Afghaanse folk zanger Fawad
Andarabi.
Naast zang neemt Phoebe de altviool, viool en piano
voor haar rekening. Ze produceerde het album voortreffelijk samen Janos Koolen met
hulp van Si Kahn zelf en Pieter Groenveld. Uiteraard nam multi-instrumentalist
Koolen ook de nodige instrumenten ter hand, banjo, gitaar, accordeon en
bodhran. Verder kreeg ze hulp van bassist Lucas Beukers en zangeres Sophie Ter
Schure.
Phoebe zal zich tijdens de opnames in de rustiek
gelegen opnamestudio van Koolen ongetwijfeld senang gevoeld hebben. Het artwork
van het tekstboekje is bijzonder fraai. De coverhoes doet modern aan, het dateert
echter al uit 1905 en werd gemaakt door Mikalojus Konstantinas Čiurlionis. Het
album komt uit op het label van Pieter Groenveld, een man die veel betekent
voor rootsmuziek in Nederland. Si Kahn had zich volgens mij geen mooier
verjaardagscadeau kunnen wensen dan het smaakvolle en integere eerbetoon Bring
In the Light.
Theo Volk
Releasedatum : 26
april 2024 Strictly Country Music
Zeer overtuigend zo zou ik het debuutalbum Glovemaker
van de singer-songwriter Loren Kramar uit Los Angeles willen omschrijven. Dat
hij toerde met Father John Misty verraste me niet, Kramars muziek is geregeld
net zo weelderig ingekleurd als de liedjes van Misty. Glovemaker is
Kramars universele zoektocht naar verbinding en vangt hierin het contrast van
liefde en eenzaamheid in Los Angeles. De kern van deze nummers is een
onstuitbaar verlangen om bekend te worden.
Kramar is een showman en dat hoor je aan zijn woorden:
de zinderende waarheid, drama, urgentie, waarbij hij overigens krachttermen
niet uit de weg gaat (vandaar de melding op de hoes). Glovemaker onderzoekt
liefde, eenzaamheid, dromen en beloften. Ze songs zijn geregeld dramatisch en
meeslepend, waarvan Gay Angels misschien wel het beste voorbeeld is.
Kramar zingt zelfverzekerd, hier is een ervaren soulvolle zanger aan het werk. Op
de hoes heeft hij trouwens wat weg van George Harrison, wellicht wordt hij ooit
even beroemd, Glovemaker heeft alles in zich om dat te bewerkstelligen.
Mijn moeder kocht nooit gele bloemen, volgens haar was
geel de kleur van de haat. In de westerse Middeleeuwen werd geel reeds als zodanig
gezien. Of singer-songwriter Niamh Bury hetzelfde bedoelde met de titel van haar
schitterende debuutalbum Yellow Roses weet ik niet. Niamh Bury komt uit
Dublin, waar ze werkt bij Book Upstairs, de oudste onafhankelijke boekenzaak
daar. Dublin kan tegenwoordig misschien wel gezien worden als de hoofdstad van
de wereld van moderne folk. Het debuutalbum van Niamh bevestigt mijns inziens
die bewering.
De liedjes op Yellow Roses worden zonder
uitzondering gevarieerd en fraai ingekleurd. Daarnaast bezorgt haar licht hese stem
mij geregeld de nodige kippenvel. Het album verschijnt op het Dublinse label
Claddagh Records, dat al sinds 1959 bestaat. Tegenwoordig richt het zich meer
op modernere folkacts als Mick Flannery en ØXN. Binnenkort verschijnt daar het
langverwachte debuutalbum van Lemoncello. Hopelijk komt Niamh een keer naar
Nederland, ze zou bijvoorbeeld niet misstaan op een podium als dat van Guo-concerten. Voor een uitgebreidere recensie
verwijs ik graag naar deze
van Erwin Zijleman van het populaire blog “Krenten uit de pop”. Yellow Roses
is een wonderschoon debuutalbum dat bij mij diep onder de huid kruipt.
Iedere keer wanneer er nieuwe muziek verschijnt,
is telkens opnieuw een verrassing waar de artiest mee komt. Van niets tot iets
blijft een opmerkelijk proces, ongetwijfeld in de eerste plaats voor de artiest
zelf. Het geldt ook voor Joe geroutineerd als dat hij is. ’t Was alweer een
tijdje geleden dat ik muziek hoorde van de gebroeders, of solo van Joe. Toch
wist deze hernieuwde kennismaking mij uitermate te plezieren. Ik kon mij,
eerlijk gezegd, amper meer voor de geest halen waar ik hen moest plaatsen
binnen het muzikale spectrum. Vooral breekbare ontwapende nummers als December
in her Eyes spreken direct tot de verbeelding. Wanneer ik muziek blanco beluister
probeer altijd ik onwillekeurig te raden uit welke hoek van Amerika ze komen.
Gezien de Beatle-eske pop was mijn eerste gedachte California. Ze waren minder
Roots georiënteerd dan ik mij meende te heugen. De nummers van dit nieuwe
album, getiteld Who Will You Believe, deed associaties oppoppen naar de
muziekstijl van de Britse Nick Lowe. Dat houdt voor mij in popmuziek met inhoud.
Dat je Joe Pernice en de zijnen niet als afgeschreven dient te beschouwen
blijkt regelmatig tijdens het beluisteren. In een song als Hey, Guitar trekken
ze nog stevig van leer, terwijl ze elders minstens zo lieflijk kunnen zijn.
Zodra je het hoesje openklapt valt overigens
meteen de naam van Neko Case op. Ze heeft een bescheiden rolletje, en zingt een
duet met Joe. Voor het overige een bonte verzameling aan musici die dit album
hebben aangevuld met hun instrument en zang. Veelal oudgedienden ook. Joe maakt
al meer dan 25 jaar muziek, en dan ga je terugkijken op de jaren die achter je
liggen. Ook hij heeft dierbare vrienden verloren, zodat Who Will You Believe in
zekere zin ook een album is geworden waarin hij terugkijkt. Wat is verworven,
en wat is verloren? Geïnspireerd als vanouds ontstond een plaat met
inzichtelijke nummers. Geen haastwerk, maar een plaat waarvoor men de tijd voor
nam. En die koppeling tussen ervaring en gedrevenheid heeft geresulteerd in een
opmerkelijk sterk, doch gevoelige album. Een coherent geheel waarin verschillende
juweeltjes zitten verscholen.
Singer-songwriter Timo de Jong heeft vaak interessante
invalshoeken en onderwerpen voor zijn songs. Goede voorbeelden hiervan waren de
liedjes Cordyceps en Big Grey Buildings op de bijzonder fraaie
voorganger Heart
at Rest. Vorig jaar zomer bracht Timo bezoeken aan een aantal kerken in
kleine dorpjes. Daar sprak hij met de lokale bestuursleden en deed hij
inspiratie op voor de liedjes die hij vervolgens opnam met Thomas Olivier (met
wie hij inmiddels 4 uitgaves heb gedaan). Kingdom of Mine is tot stand
gekomen met enorme hulp van de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Popfabryk en de
Friese Vinyl Club.
Een van de kerken die Timo bezocht was die van het
gehucht Foudgum (75 inwoners). Hier was Francois Haverschmidt een tijdje
predikant. Haverschmidt werd vooral bekend onder zijn pseudoniem Piet
Paaltjens. Het beroemdst is zijn dichtbundel “Snikken en Grimlachjes”. In de
kerk van Foudgum hing het gedicht “Zoals ik eenmaal beminde (immortelle C)”
hieruit aan de muur :
“Zoals ik eenmaal beminde,
Zo minde er op aarde nooit een.
Maar ‘k vond, tot wie ik mij wendde,
Slechts harten van ijs en steen.
Toen stierf mijn geloof van vriendschap,
Mijn hoop en mijn liefde verdween.
En, zoals mijn hart toen haatte,
Zo haatte er op aarde nooit een.
En sombere, bittere liedren
Zijn aan mijn lippen ontgleên.
Zo somber en bitter als ik zong,
Zo zong er op aarde nooit een.
Verveeld heeft mij eindelijk dat haten,
Dat eeuwig gezang en geween.
Ik zweeg, en zoals ik nu zwijg,
Zo zweeg er op aarde nooit een.”
Timo werd meteen geraakt door de tekst en besloot het
gedicht uiteindelijk te vertalen naar het Engels als The Way That I Once
Loved. Met de hulp van Arno Bakker (o.a. Maison du Malheur) en Maaike
Boonstra toverde hij het om tot een old school soulnummer met Americana
invloeden. Het leven van Haverschmidt had trouwens een tragisch einde. Het laatste
deel van zijn leven was hij predikant in Schiedam aan de Lange Haven. Hij leed
allang aan depressies, maar toen zijn vrouw overleed ging het snel bergafwaarts
met hem en pleegde hij uiteindelijk zelfmoord.
Op het gevarieerde album hoor je wel meer invloeden
doorklinken, zo herinnert Ring Them Bells aan Tom Waits ten tijde van Swordfishtrombones.
Bij de opname ervan werd door Sander Veldman onder andere een frituurpan als
percussie instrument gebruikt om op te meppen!
In de opwekte opener en titelnummer telt Timo zijn
zegeningen. “Dit lied is eigenlijk het laatst geschreven lied. Aan het eind van
de tour door de provincie Friesland concludeerde ik dat ik waanzinnig blij en
gezegend ben met waar ik woon. Ik heb altijd in het noorden van Nederland
gewoond en ik voel mij ook een echte Noorderling. Omdat ik weet hoe een mazzel
ik heb, heb ik dit lied geschreven. Voor mij is het noorden van Nederland mijn
“kingdom”, maar elke luisteraar heeft zo z’n eigen koninkrijk. Ik vind dit ook
een erg geschikt nummer om te luisteren tijdens het auto rijden.”, aldus Timo.
Het meest aanstekelijke nummer vind ik Everything I
Love Leaves Me, voorzien van een refrein dat meteen blijft hangen. Timo
licht het lied als volgt toe : “De kerken in Friesland lopen leeg, steeds
minder mensen zijn gelovig en steeds minder mensen wonen in de kleinere dorpen.
In dit lied trek ik vergelijkingen op met mijzelf en deze kerken, want ook ik
heb op mijn donkerste momenten soms een hopeloos gevoel als ik weer eens te
horen krijg dat er 5 kaarten verkocht zijn. Niet heel glamoureus, maar ik vind
het lied geweldig genoeg om dit hier gewoon neer te zetten. De tekst is wat
tongue in cheek, maar zeker niet of nauwelijks gelogen. Muzikaal gezien is dit
een wat vreemde eend in mijn catalogus, de Afrikaanse invloeden zijn duidelijk
en ook valt er iets meer Bill Callahan te vinden dan voorheen. Dit is geen
bewuste keuze geweest, maar gewoon hoe het ontstaan is. De accordeon is met
bloed, zweet en tranen door mijzelf ingespeeld.”.
Ook de andere liedjes hebben interessante onderwerpen,
maar het voert te ver om die hier te bespreken. Wellicht is het beter om de
releaseshow op 28 april in het kleine kerkje in Huizum (gem. Leeuwarden) te bezoeken.
Entree is slechts 10 euro inclusief een exemplaar van het andermaal bijzonder
fraaie Kingdom of Mine. Deze originele singer-songwriter en crooner is trouwens
eventueel hier
te boeken via Gigstarter.
Naast dat ze zangeres en songschrijver is, schrijft Kristel
Snellen korte verhalen en werkt daarnaast parttime voor een taalinstituut. De
liefde voor met name folkmuziek en Ierland kreeg ze van huis uit mee. Haar
vader organiseerde jarenlang folkconcerten voor de Fookhook in Sevenum en logeerde
er vroeger elke zomer een meisje uit Belfast bij hun thuis, waardoor Kristel ook
geïnteresseerd raakte in het hele Noord-Ierland verhaal. Haar afstudeerscriptie
ging over de politie in Noord-Ierland en het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens.
Via haar vader leerde ze veel goede (niet alleen
Ierse) artiesten kennen, waar ze jaren later nog steeds naar luistert. Haar
grote favoriet is Martyn Joseph met wie ze onlangs mocht optreden. Haar band
met Ierland werd trouwens nog verder vergroot doordat ze vijf jaar in Dublin
woonde. Het verbaast me niet dat Kristel geregeld gevraagd wordt om mee te
zingen met bekende artiesten als Dayna Kurtz en Malcolm MacWatt.
Wat me met name vooral direct opviel bij beluistering
van Breathe is het gemak en de rustgevende wijze waarmee Kristel zingt. Alle
vijf liedjes schreef ze zelf, Back Into Darkness is een cowrite met de
door wol geverfde Jack Hustinx (Shiner Twins, Malford Milligan). Hem leerde ze
kennen na een optreden van Milligan. Met Jack schreef ze vijf jaar terug haar
eerste liedjes. Ook bleken hun stemmen goed te matchen. Een jaar later zouden
ze in de studio van Jesse LaFave in Austin een album gaan opnemen, maar helaas
gooide Corona toen roet in het eten en bleven de songs daarna op de plank
liggen.
Breathe opent gedurfd met
het a capella Never Apart, waarbij ze gebruik maakt van overdubs van
haar eigen stem. In het bijzonder fraaie Back Into Darkness wordt Kristel
op geweldige wijze begeleid door het lyrische vioolspel van Kieran Ledwidge. Al
haar begeleiders werden op andere plaatsen in de wereld opgenomen.
Eerder dit jaar verraste Malcolm MacWatt met zijn
wonderschone album Dark
Harvest. Hier tilt hij met zijn bijdragen op banjo en fiddle de
titelsong naar een hoger niveau. Nostalgisch aandoend doet Old Friend,
waarop andermaal de viool van Ledwidge te horen is, zij het minder
nadrukkelijk. Ook bijzonder fraai is de langzaam voort meanderende afsluiter Solitude.
Naast eerdergenoemde muzikanten werkten ook Robert en
Candace Maché mee. Robert geniet vooral bekendheid als begeleid van Dayna
Kurtz. Naast enkele instrumenten nam hij ook de mix en master voor zijn
rekening. Met Breathe bevestigt Kristel niet alleen haar grote
kwaliteiten als zangeres, maar bewijst tevens ook uitstekende liedjes te kunnen
schrijven. Hopelijk krijgt Breathe snel een opvolger.