In de aflevering van Volle Zalen van afgelopen dinsdag
volgde presentator Cornald Maas een periode de voorbereiding van Brigitte
Kaandorp voor haar nieuwe voorstelling “Eh”, na een sabbatical van tweeënhalf
jaar. Zij behoorde tot de lichting die begin jaren tachtig zorgden voor de
opbloei van het cabaret. Na het stoppen van Neerlands Hoop, dacht menigeen dat
het cabaret ten dode opgeschreven was,
maar niets bleek minder waar. Deze nieuwe ontwikkelingen in het cabaret kon ik
van vrij dichtbij volgen, aangezien ik in de jaren tachtig in een schouwburg
werkzaam was, om precies te zijn van 8 juli 1981 tot 1 september 1991. Het had
grote voordelen om daar te werken, zo kon ik alle voorstellingen gratis
bezoeken. Mijn voorkeur ging in die periode vooral uit naar de
cabaretvoorstellingen, omdat de muziekvoorstellingen over het algemeen niet
mijn smaak waren. Na de uitzending van Volle Zalen kwamen een aantal prettige
herinneringen aan die periode bovendrijven. Doordat de administratie, waar ik
werkte, pal tegenover de toneelingang was, zag ik op doordeweekse dagen vaak artiesten
voorbijkomen, die ook regelmatig de administratie binnen kwamen lopen met een
vraag, soms op zoek naar een kop koffie of gewoon een praatje. Daaronder
bekende namen als bijvoorbeeld Paul van Vliet, overigens een bijzonder
vriendelijke man, die zelfs niet te beroerd was om zijn crew te helpen met het
opbouwen van het decor. Ook iemand als Paul de Leeuw, die zonder dat een camera
op hem gericht was, gewoon een heel vriendelijke man bleek te zijn. Het hardst
heb ik ooit moeten lachen met Justus van Oel, die met Erik van Muiswinkel in
die tijd de cabaretgroep Zak en As vormden. En natuurlijk met de nog altijd
messcherpe Dolf Jansen, die eind jaren tachtig furore begon te maken in het duo
Lebbis en Jansen. Het meeste respect en de meeste sympathie koester ik toch wel
voor Youp van ’t Hek. In 1983 maakte hij diepe indruk op mij met zijn
voorstelling Man Vermist. In mijn periode, dat ik bij die schouwburg werkte,
maakte ik de borderellen van de voorstellingen. Dat gebeurde ofwel op basis van
uitkoopsom, ofwel op basis van partage. Youp was in die dagen niet een artiest,
die niet het onderste uit de kan wilde hebben en werkte op basis van een voor
het theater bijzonder gunstige verdeling. Dat kon niet voor alle artiesten uit
de tijd gezegd worden (ik noem geen namen). In die dagen was trouwens de Belg
Urbanus ook een graag geziene gast in ons theater. Natuurlijk zag ik af en toe
muziekvoorstellingen, waaronder kleinkunstenaars als bijvoorbeeld Gerard van Maasakkers
en de Vlaming Willem Vermandere. Een voorstelling van Drs. P staat me trouwens
nog goed voor de geest, omdat ik hem na afloop met een noodgang naar het station
moest brengen, anders had hij zijn woonplaats Amsterdam niet meer op tijd
kunnen bereiken. Anno 2018 volg ik het cabaret nog steeds op de voet, helaas
zit ik echter niet meer zo dicht bij het vuur.
Theo Volk