Sinds het begin van de jaren negentig ben ik verslaafd aan
de stem van Stuart Staples van Tindersticks. Muziek van die groep zou
ik zonder zijn stem me niet kunnen voorstellen, datzelfde geldt trouwens ook
voor groepen als Elbow en The Slow Show. Staples is zo bepalend voor de sfeer
van de liedjes en dat geldt voor het twaalfde album No Treasure But Hope uiteraard ook weer. Het vooruitgesnelde
persbericht waarin vermeld werd dat het album “something special” zou worden,
nam ik voor kennisgeving aan. Direct bij opener For the Beauty werd ik echter bij de lurven gegrepen. Het
eenvoudige, maar fraaie pianospel en Staples’ zang wisten mij meteen naar het
puntje van de stoel te laten glijden. In zijn zang maakt hij hier inventief
gebruik van dynamiek. Het meeslepende The
Amputees is reeds te beluisteren en laten een vertrouwd geluid van strijkers en koortjes horen. Sommige
liedjes hebben de potentie om uit te groeien tot live favorieten, zoals het
romantische Pinky in the Daylight. Ik
zie al innig verstrengelende koppeltjes voor me en aanstekers en mobiele
telefoons als sfeerverlichting. Persoonlijke favoriet is het gejaagde See My Girl. Op de overigens lelijke
hoes staat het Griekse eiland Ithaka afgebeeld, de plaats waar Staples sinds vorig
jaar woont. Hier schreef hij alle teksten voor het nieuwe album. Het album werd
voorafgegaan door akoestische repetities en werd daarna in zes dagen live in Parijs
opgenomen, gevolgd door een opnamedag in Londen voor de strijkers. Begin
januari is Tindersticks in België en begin mei in Nederland live te zien. No Treasure But Hope is inderdaad “something special” geworden, een
album vol warme en weelderige melodieën, en is wat mij betreft van hetzelfde
niveau als hun eerste drie albums.