In the Court of the
Crimson King was een van de allereerste albums, dat ik ooit kocht. Het moet
1973 of 1974 geweest zijn. De wijze waarop ik het ontdekte was niet een
gebruikelijke. In 1972 kocht ik het gelijknamige debuutalbum van Roxy Music,
uitgebracht op het vermaarde Island label. In die tijd waren hun binnenhoezen
bedrukt met reclame voor andere albums van het label. Ruim een jaar bleef de
hoes van In the Court of the Crimson King
me mateloos intrigeren, totdat ik het uiteindelijk in een platenbak tegenkwam.
De klaphoes was nog mooier dan ik me had voorgesteld. Na het horen van opener 21st Century Schizoid Man wist ik zelfs
op zestienjarige leeftijd al, dat ik te maken had met een band met een uniek
geluid. De rest hoefde ik niet meer te horen en kocht de lp. Pas veel later
kwam het besef dat het een klassieker is, dat voor een belangrijk deel de koers
van de progressieve rock bepaalde en vele muzikanten beïnvloedde én beïnvloed. De groep bezat in Greg Lake een fantastische
zanger en in Peter Sinfield een uitstekend tekstdichter. Na het vertrek van hen
beiden werd Robert Fripp het bepalende gezicht van de groep. Lake zou met
succes toetreden tot Emerson, Lake & Palmer. Peter Sinfield bracht
welgeteld een soloalbum uit, het prachtige Still.
Daarna volgden de bezettingen zich tot vandaag aan toe op. De sterkste periode
vind ik 1973-1974, waarin het fantastische drieluik Larks’ Tongues in Aspic, Starless
and Black en Red verscheen.
Laatstgenoemde is mijn favoriete album van de groep. Robert Fripp bracht solo het
geweldige Exposure uit. Tot de andere
hoogtepunten uit diens carrière mogen No
Pussyfooting (met Brian Eno), I
Advance Mask (met Andy Sumners) en The
First Day (met David Sylvian) gerekend worden. Anno 2019 is Robert Fripp
still going strong en is het vandaag precies een halve eeuw geleden dat de
klassieker In the Court of the Crimson
King verscheen.