In december 1969 stonden zowel The Nice als King Crimson op
hetzelfde affiche vermeld voor een optreden in de Fillmore West in San
Francisco. Emerson kende Lake toen nog niet, maar hoorde hem Cat Food zingen en wist op dat moment
zeker dat hij met Lake wilde samenwerken. Die mogelijkheid kwam er, nadat Lake
in april 1970 King Crimson had verlaten. Voor de vacante positie van de drummer
lieten de twee vele muzikanten auditie doen, totdat de uiteindelijke keuze viel
op de super getalenteerde, nog geen twintigjarige drummer Carl Palmer. Palmer
had toen al in the Crazy World of Arthur Brown en Atomic Rooster gespeeld. De
supergroep tekende al snel een platencontract bij Island Records. Op hun
gelijknamige, vernieuwende debuutalbum hoort de luisteraar een unieke mix van
rock, folk, jazz en klassieke muziek. De klassieke inbreng kwam door Keith
Emerson, die met The Nice ook al rock met klassieke muziek vermengde. Er wordt
op spannende wijze nieuwe grenzen opgezocht. Het was bijvoorbeeld niet gebruikelijk
in die tijd, dat drummers solo’s speelden en zeker niet zo’n exceptionele als
Palmer in het middenstuk van Tank.
Naast een tweetal klassiek georiënteerde composities een viertal meer
originele, eigen composities. De twee van de hand van Greg Lake zijn mijn
favoriete tracks van het album. Minst bekend van die twee is het ruim twaalf
minuten durende, wonderschone Take a
Pebble inclusief inventieve tempowisselingen. De geschiedenis van het bekende
Lucky Man is een verhaal apart. Emerson
en Palmer waren samen met geluidstechnicus Eddy Offord in de controlekamer, toen ze in de
opnameruimte Lake Lucky Man hoorde
zingen. Men was onder de indruk van het lied en besloot het meteen op te nemen.
Het was de laatste dag van de opnames en men kwam nog een nummer voor het album
te kort. Emerson zag in de opnamestudio de moog synthesizer van Mike Vickers van Manfred Mann’s Earth Band staan en besloot die te gebruiken. Het werd zijn
eerste solo op het instrument. Lucky Man
was het eerste nummer wat Lake op twaalfjarige leeftijd schreef, nadat hij een
gitaar van zijn moeder had gekregen. De groep heeft veel te danken aan het
nummer, het werd niet alleen een hit, maar werd en wordt nog steeds veel op FM
radiostations gedraaid en opgenomen op rock compilatie albums en is het nog
steeds terug te vinden in de Top 2000. Overigens is hun debuut het enige album,
dat ik van de groep mooi vind. Hierna werden de albums te bombastisch voor mij.
Overigens had ik het album zo’n vier decennia niet meer gehoord, toen ik
onlangs de remaster uit 2012 aanschafte. Naast het originele album bevat de
tweede schijf de Steven Wilson stereo mixes, met een aantal bonustracks. Zelfs
nu klinkt de muziek absoluut niet gedateerd en het staat het nog steeds als een
huis.