Bekendheid kreeg Bouke Zoete als
zanger van Happy Camper en de
Belgisch-Nederlandse indiepopband The Kevin Costners. Laatstgenoemde groep wist
in 2006 de Grote Prijs van Nederland te winnen. Hun laatste album Pick Up the Parts in 2014 werd een zware
bevalling, er waren volgens Bouke te veel discussies bij het opnemen. Het
leverden geen grote ruzies op, maar was voor Bouke wel reden genoeg om de
stekker uit de band te trekken. Het gaf eindelijk de gelegenheid om de sinds
zijn zestiende gekoesterde droom, het maken van een soloalbum, uit te laten
komen. Nu zevenentwintig jaar later verschijnt Million Miles.
Deze keer repertoire dat ergens zweeft tussen
Americana en zeventiger jaren soul. De prachtig ingetogen opener en titelsong Million Miles kan volgens Bouke zowel
gezien worden als een liefdesliedje over een onbereikbaar en oogverblindend
meisje maar kan net zo goed gaan over het maken van dit album. Het zeer aanstekelijke Sometimes People Clap & Stuff schreef
hij nadat hij een interview had gelezen met scriptschrijver Charlie Kaufman,
waarin deze het had over de ondankbaarheid van het creatieve proces. Bouke
noemt zichzelf trouwens “a sucker for handclaps”, het handgeklap is hier
ruimschoots aanwezig zijn. “De gitaren van Filip Wauters (oa Het Zesde Metaal) in
dit nummer zijn overigens écht heel erg lekker. Hij doet niets heel erg
virtuoos maar het is zo raak gespeeld. Gewoon een paar goeie noten plus een
karrenvracht sound en attitude. Ik word daar heel blij van.”, aldus Bouke. Zelf
word ik hier overigens ook nog erg blij van de blazers en het spitsvondige
basloopje.
Wat zeker niet van Bouke mocht ontbreken op dit album was een
country soulliedje met een liefelijke swing in 6/8 groove. De toetsenpartij van
Thomas De Prins en de passionele zang van Bouke zijn hier de kersen op de
taart. “Het is een liedje voor iedereen die de chaos van het dagelijks leven
probeert te bezweren met maken van lijstjes, voor iedereen die tevergeefs
controle probeert te houden over datgene dat per definitie niet te controleren
is; de ander.”. Een moeilijke bevalling was volgens Bouke Lay Your Sweet Lips On It All. In eerste instantie had het liedje
een intiem karakter, maar tijdens de opnames werd het steeds uitbundiger,
hetgeen niet strookte met waar het liedje over ging. Dus begon men opnieuw vanaf
nul. “Reyer Zwart heeft er een eenvoudigere baslijn op gezet en de piano
opnieuw gedaan, we hebben de blazers gestript en ik heb het opnieuw gezongen
totdat het én lekker én intiem klonk.”.
I
Guess You Know begon als een simpele gospelblues, maar ontwikkelde zich
uiteindelijk, dankzij het aparte baslijntje van producer Nicolas Rombouts, tot
een mysterieuze, dreigende swamp song. Met The Kevin Costners had Bouke al
getracht All That You Can Count on Is
That Nothing Ever Ads Up op te nemen, echter tevergeefs. “Het werkte niet.
Ik kon het om de een of andere reden niet loslaten en toen ik het voor Nicolas
speelde was die er heel erg door geraakt maar tegelijkertijd vond hij dat er
iets aan het nummer ontbrak. Een refrein met name. Dus ik heb de week na die
sessie het refreinigste refrein bedacht dat ik kon bedenken en toen viel alles
in zijn plooi. Een ouderwetse soul ballad is het geworden. Om de ritmetracks een
beetje licht te houden hebben we veel naar Dusty Springfield geluisterd. En dat
in combinatie met de fijne koortjes van Laura Huysmans en de vette horns is het
echt een van mijn favoriete tracks van de plaat geworden.”. Overigens niet
alleen van Bouke, maar ook van mij.
Bouke blijkt ook sociaal erg betrokken, We All Know is een protestsong. “Ik
verbaas me er enorm over hoe we tegenwoordig zo’n beetje van alles weten wat er
misgaat, wie er corrupt is, hoe de boel wordt belazerd, dat de hele flikkerse
boel naar de kloten wordt geholpen en dat er toch bijna niemand iets doet. Dat
we niet massaal opstaan en zeggen: “Hey, dit pikken we niet langer, we gaan het
helemaal anders doen!”. Het behoort tot mijn favoriete tracks, doordat het
nummer een relaxte sfeer uitademt en daardoor de tekst enigszins relativeert. Een
ouder nummer is Try to Believe,
geschreven als steuntje in de rug voor zijn vriendin, die op dat moment een
vervelende baan had. “Het is compositorisch natuurlijk niet bepaald een wonder
van originaliteit maar het heeft wel een goede energie. En door die zalige New
Orleans blazers die door elkaar heen jubelen in de solo kun je haast niet
anders dan een beetje blij worden van dit nummer. Uiteindelijk dus toch precies
zoals het bedoeld was!”. En Bouke heeft gelijk, de luisteraar krijgt er een
fijn gevoel bij.
Tot mijn grote favorieten behoort When the Darkness Punches Out the Light, vanwege de heerlijke
blazers in een zeventiger jaren souljasje. Een song overigens met een
onheilspellend randje. “Toen mijn zoontje een jaar of drie was liep ik met hem
over het pad bij ons huis. Hij wees naar de horizon en zei, “Kijk papa, daar
komen de nachtwolken”. En hij lachte daar heel raar en onheilspellend bij. Heerlijk
hoe zo’n onschuldig lief ventje opeens iets duisters in zich leek te hebben.
Net een echt mens! “. Het album eindigt in melancholie met This Is the House. “Dit kon alleen maar als laatste nummer op deze
plaat komen. Het heeft zo’n melancholische sfeer. Het klinkt als ’s nachts
autorijden door de stromende regen. Je ziet niks maar je voelt alles. Het gaat
over een huis dat te koop staat omdat de relatie van de eigenaars de verbouwing
niet heeft overleefd. Droevigheid in de gloria. Daar heb ik dus plezier in. En
dan die idioot lange solo van Filip in het outro. Had van mij gerust nog vijf
minuten mogen duren…”. Hij is niet de enige voor wie dat geldt.
Bouke wordt op Million Miles door fantastische
muzikanten omringd, die de songs naar een nog hoger niveau stuwen. De lang
gekoesterde droom van maar liefst zevenentwintig jaar heeft uiteindelijk geleid
tot een volwassen en gerijpt debuut en is een absolute aanrader.
28-02 MIDDELBURG: De Spot
08-03 UTRECHT: LE:EN