De
Jamaciaan Horace Swaby werd bekend onder zijn artiestennaam Augstus Pablo. Zijn
roem begon in 1976 met het samen met dubpionier King Tubby gemaakte album King
Tubbys Meets Rockers Uptown. Het geldt nu nog steeds als een van de fraaiste
dubalbums ooit gemaakt. Het jaar erop zou hij zijn creatieve hoogtepunt
bereiken met East of the River Nile.
Het betreft hier een bijna uur durend, instrumentaal soloalbum. Swaby staat
vooral bekend om het populariseren van de melodica. Voortdurend zocht hij
nieuwe wegen om te experimenteren met dit instrument. Daarnaast was hij een
excellent organist en pianist. Zijn sound was compleet uniek. De eerste keer
dat ik dit album hoorde, maakte dan ook bijzonder veel indruk. De songs vormen
een bijzonder homogeen geheel, ondanks het feit dat op maar liefst zes
verschillende locaties is opgenomen, waaronder de fameuze Black Ark Studios van
Lee Perry. Zijn invloed op de daar opgenomen tracks is onmiskenbaar. Het geloof
speelde een belangrijke rol in zijn leven, maar ook in zijn muziek. Hij haalde
er veel inspiratie uit. Een groot deel van de songs is meditatief. Hierna zou
hij nog de nodige albums uitbrengen, maar die haalden geen van allen het niveau
van East of the River Nile, een van de absolute hoogtepunten uit de Jamaciaanse
reggae. Ondanks zijn fragiele gezondheid overleed hij volkomen onverwacht in
1999 op vierenveertigjarige leeftijd.
Lee Perry vergaarde vooral bekendheid als producer. Tevens
wordt hij samen met King Tubby gezien als de grondlegger van de dub. Daarnaast
had hij grote invloed op beginnende artiesten als Bob Marley. Eind jaren zestig
begon hij naast zijn werk als producer ook zelf albums opte nemen. Eerst in studio’s van anderen, rond
1976 startte hij zijn eigen Black Ark Studio. De eerste release, die daar werd
opgenomen, Super Ape, werd een groot succes. Het kwam uit op het Island label van
Engelsman Chris Blackwell. Hij startte dat label al in 1959 op Jamaica en
speelde samen met Bob Marley een grote rol in de popularisering van de reggae. Roast Fish, Collie Weed & Cornbread
verscheen ergens tussen 1976 en 1978, over de precieze releasedatum zijn de
geleerden het namelijk niet eens. De originele hoes was groen en het bevatte
voor het eerst een compleet album met door Perry zelf gezongen liedjes. Helaas
is de opnamekwaliteit aan de povere kant, de snelheid van de opnameband
schommelt af en toe, maar dat heeft zo zijn nostalgische charmes. Het is zowel
muzikaal als tekstueel een zeer gevarieerd album doorspekt met de nodige humor.
Perry maakt ook veel gebruik van toegevoegde geluiden, zoals koeien inclusief
koebellen. Het zal U dan niet verbazen, dat deze bijzondere man tegenwoordig al
heel lang in Zwitserland woont. Naast eigen songs bevat het ook geweldige
covers als Curly Locks van Junior
Byles (aka King Chubby). Enige jaren terug werd nog een interessante
documentaire over hem uitgezonden op de Vlaamse TV, wellicht is deze nog terug
te vinden op internet. Heden ten dage maakt hij nog steeds albums, helaas niet
meer zo mooi als Roast Fish, Collie Weed & Cornbread, maar dat is dan ook
een meesterwerk. Een van de belangrijkste Jamaciaanse releases ooit.
In zijn wekelijkse rubriek “De afstofplaat” besprak mijn
Johnny’s Gardenscollega Ed Muitjens gisteren op Facebook vanwege het warme weer
Exodus van Bob Marley & Wailers. Uiteraard een uitstekende keuze. Bob Marley
was degene, die zorgde voor de popularisering van de reggae. Een genre,wat
uiteindelijk toch minder erkenning kreeg, dan waar het volgens mij recht op
had. Gelukkig maakt iemand als Eddie Aarts zich heden ten dage nog steeds sterk
voor de reggae, zoals in de tweede helft van de jaren zeventig Muziekkrant Oor,
dat begon te doen. Veel ruimte werd ingeruimd voor recensies, een album als Red
van Black Uhuru haalde terecht zelfs in 1981 de vierde plaats in hun eindlijst.
Een artiest, waar men bij Oor ook een zwak
voor had, was Sugar Minott, een goedlachse Jamaciaanse zanger met soepele
stembanden. De helaas in 2010 reeds overleden zanger laat een bijzonder groot,
onoverzichtelijk oeuvre achter. Op Allmusic vind je buiten de compilaties, ruim
dertig reguliere releases. Toch is die lijst daar verre van compleet, want bijvoorbeeld
mijn favoriete album van hem, Roots
Lovers uit 1980 gestoken in een uitermate lelijke hoes, ontbreekt daar. De
opnames vonden plaats in diverse legendarische studio’s op Jamaica en daarnaast
in Londen en New York. De invloed van Lee Perry is onmiskenbaar, maar toch
heeft zijn muziek genoeg eigen signatuur. De inbreng van Jackie Mittoo en
Maxine Stowe was erg groot. Jackie Mittoo, oprichter van The Skatalites,
arrangeerde samen met Minott alle songs, bovendien speelt hij piano en orgel.
Maxine Stowe produceerde samen met Minott en leverde een song in de vorm van
klassieker Living a Rough ‘Ole Life. Het
thema van Roots Lovers is hoe te overleven en lief te hebben in de moderne
samenleving. Dat klinkt zwaarmoediger dan de muziek in werkelijkheid is, met
regelmaat tovert deze een glimlach op het gezicht. Lover’s Rock was de hitsingle, maar absolute hoogtepunt vormt voor
mij het bijzonder aanstekelijke My Love
Is True, waarbij stilzitten onmogelijk is. Maar de rest van de vijf tracks
doen hier nauwelijks voor onder. Gelukkig is dit onder de radar gebleven
meesterwerk, inclusief bonustrack Lovers Delight en verpakt in een andere hoes,
nog steeds via import hier te koop : ReggaeRecord.com
Ter hoogte van Ipswich ligt ongeveer tien kilometer voor de
kust Sealand, een verdedigingsplatform uit de Tweede Wereldoorlog, ook wel
Roughs Tower genoemd. Paddy Roy Bates verklaarde in 1967 Sealand, slechts 550
m² groot, onafhankelijk en benoemde zichzelf tot prins. De voormalige majoor
uit het Britse leger was radiopiraat en wilde er een radiostation beginnen.
Overigens waren er meer kapers op de kust, want Ronan O’Rahilly van Radio
Caroline had er ook zijn oog op laten vallen. Hij stuurde wat van zijn
werknemers naar Sealand om Bates te verjagen, echter zij kwamen van een koude
kermis thuis, want ze werden bij entering getrakteerd op kleine bommen en
keerde onverrichter zake terug. Uiteindelijk zag Bates af van het plan voor een
radiostation, maar wist toch een commercieel slaatje te slaan uit Sealand,
onder anderen door adellijke titels en postzegels te verkopen. Deze kleurrijke
man overleed op hoge leeftijd in 2012. Zijn zoon Michael woont er nog steeds. Dit
interessante verhaal vormt het thema van de titelsong van het zevende album van
Oddfellow’s Casino, getiteld Oh, Sealand.
Sealand (Roughs Tower)
Spil van deze groep is sinds het begin in 2002 David Bramwell, naast muzikant
ook nog een succesvol radiopresentator en auteur. Hij componeert veel voor zijn
BBC radiodocumentaires, het gesproken Danu
is hier een voorbeeld van. Danu is de Keltische naam voor de rivier Don, welke
stroomt door het zuiden van Yorkshire, zijn geboortestreek. Eveneens in
opdracht, dit keer van cultauteur John Higgs, schreef hij The Ghosts of Watling Street. Het nieuwe boek van Higgs, Watling
Street, verschijnt een dag voor Oh, Sealand. Het beschrijft een epische reis
over de oudste weg van het Verenigd Koninkrijk. In de song is de stem van de
komische boekenschrijver Alan Moore te horen, ook zal hij zijn opwachting maken
in de video ervan.Penda’s Fen is een eerbetoon aan de gelijknamige film van Alan
Clarke voor de BBC uit 1974, onlangs heruitgebracht door BFI. Het vertelt het
verhaal van een jongeman, die worstelt met zijn ontluikende homoseksualiteit in
het conservatieve Engeland. De hoes van het album is een verwijzing naar dit
nummer. Een ander, wat vaker voorkomend, thema is zijn haat-liefdeverhouding
met Engeland. Maar er is ook plaats voor een fraai liefdesliedje als Josephine. Muzikaal valt er erg veel te
genieten. Zoals altijd subliem gearrangeerd, met de gebruikelijke ingrediënten
als bijvoorbeeld blazers en keyboard. Daarnaast maakt hij gebruik van sfeervolle
geluidscollages. Tot op heden was The
Raven’s Empire mijn favoriete album van deze groep. Oh, Sealand vind ik op
alle fronten net iets spannender, het kruipt onder je huid en is bovenal
verslavend. Tot op heden wist de groep slechts mondjesmaat de pers te halen.
Hopelijk zal dit album, buiten de gebruikelijke recensie in Popmagazine Heaven,
wel de aandacht trekken die deze fantastische groep rondom David Bramwell al
vele jaren verdient.
Theo Volk
Releasedatum: 14 juli 2017 At the Helm Records /
Microcultures
Het vermaarde Kronos Quartet werd opgericht in 1973 en sinds
1984 brengen ze albums uit. Met daarop niet alleen klassiek repertoire, maar
werden en worden er diverse andere genres verkend. Mijn kennismaking met hun
muziek was in 1990 met het album White Man Sleeps, waarop ze het gelijknamige,
fraaie werkstuk van de Zuid-Afrikaan Kevin Volans uit 1985 uitvoeren. Ze deden
dit nog een keer dunnetjes over op Pieces of Africa, dit album werd hun
doorbraak. Hiernaast worden er composities
van andere Afrikaanse componisten vertolkt. Hun nieuwste schijf bevat, zoals de
titel Folk Songs aangeeft,
voornamelijk traditionele folkmuziek. Men put zowel uit Amerikaanse, Britse en
eenmaal uit Franse archieven. Het idee voor dit project ontstond in 2014, toen
ze twee gezamenlijke concerten gaven met Sam Amidon, Olivia Chaney, Rhiannon
Giddens en Natalie Merchant ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van
hun label Nonesuch. Die samenwerking beviel uitermate goed met Folk Songs als
uiteindelijke resultaat. De arrangementen voor de songs werden gemaakt door Jacob
Garchik, Nico Muhly, Donnacha Dennehy, Gabe Witcher (Punch Brothers), maar
sommige ook door de zangers zelf. Het
kwartet treedt zelden echt op de voorgrond, het zijn vooral de vocalisten die
de aandacht trekken. Vooral de bijdragen van Natalie Merchant bevallen me
uitermate goed, ze zouden niet hebben misstaan op haar titelloze album uit
2014. Men blijft redelijk dicht bij het traditionele folkgeluid. Ondanks dat je
te maken hebt met vier verschillende vocalisten vormt Folk Songs een
opmerkelijk homogeen geheel. Veelal is het materiaal ingetogen en zal men even
tijd nodig hebben om het te doorgronden. Folk Songs vormt een absolute aanrader
in het folkgenre.
Het leven van Sam Baker werd in 1986 op een verschrikkelijke
wijze overhoop gegooid. Hij overleefde ternauwernood een terroristische aanslag
in een trein op weg naar Cuzco, Peru. De schade aan zijn lichaam was enorm; een
slagaderlijke bloeding, hersenbeschadiging, gescheurd trommelvlies, een
verbrijzelde hand en nog een aantal andere verwondingen. Om zijn lijf enigszins
te fatsoeneren onderging hij maar liefst achttien operaties. Geestelijkhad het natuurlijk ook de nodige sporen
achtergelaten. Een van de vragen, die hem erg bezighield was, waarom hij de
aanslag had overleefd en vele anderen niet. Hij begon zijn gedachten op papier
te zetten, in eerste instantie waren dit veelal teksten zonder samenhang. Maar
uiteindelijk begon hij ook liedjes te schrijven, sommigen gingen daadwerkelijk
over de aanslag, zoals Steel op het
album Mercy en Broken Fingers op
Pretty World. Zijn eerste drie albums, Mercy, Pretty World en Cotton vormen
samen een trilogie, met volgens Baker als thema “everyone is at the mercy of
another one’s dream”. Cotton is overigens het enige album, dat niet in eigen
beheer werd uitgebracht. Het verscheen op Music Road Records, het label van de
onlangs betreurde Jimmy LaFave. Maar de meeste liedjes gaan toch over anderen,
hij is een uitstekend observator. Allmusic
vergelijkt hem terecht met Guy Clark en Townes van Zandt. Net als hen is Baker
literair onderlegd. De afgelopen weken heb ik door omstandigheden weinig muziek
kunnen luisteren, echter deze nieuwe schijf Land of Doubt kwam regelmatig voorbij. Zoals Sandra Zuidema, de
zakelijk behartiger van Sam Baker in Nederland, in de nieuwe Popmagazine Heaven
aangeeft, je moet Baker’s album een aantal keren horen, voordat het kwartje
valt. Daarna word je iedere keer volledig meegezogen in zijn met veel bezieling
gebrachte songs. De liedjes zijn bovendien bijzonder fraai gearrangeerd.
Daarnaast beschikt hij over fantastische begeleiders als Will Kimbrough. Hij
bewandelt wat, niet al te schokkende, nieuwe muzikale wegen. Net als
Rootstimecollega Yvo Zels vind ik dat Baker zichzelf overtroffen heeft met Land
of Doubt. Jammer genoeg komt hij pas in januari naar Nederland voor concerten,
tot die tijd zal ik het moeten doen met deze nieuwe schijf, maar dat is geen
enkel probleem.