Al tien jaar toeren Cara Robinson en haar man Hat Fitz over
de hele wereld. Cara is geboren in Bangor, Noord-Ierland, maar groeide op in
Belfast. Met haar Australische man woont ze tegenwoordig in Sydney. Samen
vormen ze een goed geolied, energiek duo, dat een repertoire brengt van folk,
roots en (gospel)blues. Hand It Over
is inmiddels hun vijfde studio album. Hat is een doorgewinterd blues muzikant,
die maar liefst achttien maal achter elkaar op het Byron’s East Coast Blues and
Roots Festival heeft opgetreden. Zijn ruime podiumervaring hoor je duidelijk
terug in zijn vaak heerlijk relaxte gitaarspel. Cara heeft een soul
achtergrond, ze toerde veel door Europa en Amerika met artiesten als Jamiroquai
en Corinne Bailey Rae. Bij live optredens speelt Cara drums, wasboard, tin
whistle en dwarsfluit en zingt met passie. Op het nieuwe album zijn negen uitstekende liedjes te vinden, mijn persoonlijke favoriet is het
aanstekelijke Adhd. Hand It Over zal de meeste luisteraars
snel weten overtuigen is mijn inschatting.
The Riverside Hotel
heet het nieuwe album van het avontuurlijke Kalmthoutse duo Nathalie Delcroix
en Bjorn Eriksson. Vernoemd naar het
gelijknamige, beroemde hotel in Clarksdale, Mississippi. Oorspronkelijk was het
een hospitaal voor zwarte patiënten. Blues legende Bessie Smith overleed er op
26 september 1937 na een auto ongeluk. Tegenwoordig dus een hotel, volgens de
nodige bezoekers waart er nog steeds een speciale sfeer rond. Ooit sliepen er
bekende muzikanten als Duke Ellington en John Lee Hooker. Hooker werd trouwens in
Clarksdale geboren, net als Muddy Waters en soullegende Sam Cooke. Clarksdale
wordt dan ook gezien als de bakermat van de blues. Ook doet het verhaal de
ronde dat het de plaats is waar blues legende Robert Johnson zijn ziel aan de
duivel verkocht. Clarksdale trok ook de aandacht van Nathalie en Bjorn, tien
jaar na elkaar bezochten zij afzonderlijk The Riverside Hotel. Bjorn kreeg er vorig
jaar de Howlin’ Wolf-kamer en kon vanwege de speciale sfeer, die er hing, bijna
niet slapen. Hij schreef erenkele
teksten.De titelsong gaat er ook over,
zoals de regel “The ghost of Ike Turner appeared in my soup plate” duidelijk
maakt. De vorige twee albums waren donkere, emotionele platen veroorzaakt door
het verlies van twee dierbare vrienden. De liedjes voor het nieuwe album kwamen
via jam sessies tot stand. Regels vooraf voor de jamsessies waren dat het uptempo, niet melancholisch moest worden en dat er zo weinig mogelijk gebruik van mineur
akkoorden mocht worden. En dit alles met de bedoeling om tijdens de live
concerten zichzelf ongelofelijk te kunnen amuseren.
Het Riverside Hotel tegenwoordig
De bluegrass en country noir is ingeruild voor cajun en delta blues. De cajun zit Bjorn in de genen, want zijn vader Karl
bezocht ooit als matroos Louisiana en New Orleans en raakte daar gefascineerd
door de cajun en schafte vervolgens een accordeon aan. In de jaren negentig
maakte Bjorn samen met vader Karl en zus Eva deel uit van de familiegroep Hank
van Damme. Daarmee brachten ze uiteraard cajun, maar ook bluegrass en tex-mex
ten gehore. In het repertoire probeert men een broeierige sfeerneer te zetten, soms door achtergrond geluiden
opgenomen in een moeras. Uiteraard klinken er soms invloeden van de muziek uit
het zuiden van Amerika door. Naast eigen werk worden de twee heuse cajun klassiekers J’ai Ete Au Bal en La Danse
de Mardi Gras vertolkt. Die overigens al jaren op hun live-repertoire
staan. Regelmatig levert het aanstekelijke dansbare muziek op, zoals Snap Off the Pearl Snap. Het fraaie
artwork is van de hand van de bassist van dienst, Peter Pask. The Riverside Hotel is andermaal een
waardevolle aanvulling op hun reeds prachtige oeuvre. Uiteraard volgt
binnenkort een tournee ter promotie van het album. Ook zullen ze 24 augustus te
zien zijn op het Once in a blue moon festival in het Amsterdamse Bos, wat vorig
jaar voor het eerst georganiseerd werd en een groot succes was. De kaartverkoop
hiervoor start zaterdag morgen om tien
uur en zal ongetwijfeld in korte tijd uitverkocht zijn.
Theo Volk
Releasedatum: 1 februari 2019 WasteMyRecords / Munich
Records
08-03 OUDENAARDE: GC De Woeker 09-03 BRASSCHAAT: Hemelhoeve 14-03 BORGERHOUT: De Roma 17-03 LEOPOLDSBURG: CC 23-03 BRUSSEL: AB 28-03 HERENT: CC De Wildeman 05-04 AALST: CC De Werf 10-04 ST NIKLAAS: Casino 11-04 ST TRUIDEN: CC De Bogaard 09-05 DIEST: CC Den Amer 10-05 KOKSIJDE: CC Casino 11-05 LINT: OC Witte Merel 17-05 ZEMST: CC Melkerij 25-05 LOMMEL: CC Adelberg 29-05 DILBEEK: CC 24-08 AMSTERDAM: Once in a blue moon festival
De vijftigjarige Bjørn Berge is een doorgewinterde
bluesmuzikant, die reeds tweemaal de meest prestigieuze Noorse muziekprijs Spellemannprisen
won. Hij kreeg die voor zijn albums Stringmachine en Illustrated Man. Who Else?
is inmiddels zijn tiende album, waaraan hij reeds aanvang 2014 begon te werken.
Tot een volledige afronding kwam het toen niet, omdat hij gevraagd werd Torbjørn
Økland van de erg populaire Noorse band Vamp te vervangen. Echter die periode van
vervanging liep behoorlijk uit, vandaar
dat het album nu pas verschijnt. Who Else?
is een heerlijk gevarieerd, regelmatig swingend album geworden. Zelf omschrijft
Bjørn de schijf als volgt : “For me, this album is everything from blues and
rock to Americana and even country. It’s about love, drinking, drunkenness and
craziness.”. Als live performer staat hij bekend om zijn rauwe en soms schurende
spel. Hier horen we een meer relaxte en groovende kant van hem en die bevalt me
uitermate goed. Geregeld worden de vaak aanstekelijke liedjes opgesierd door de
fraaie achtergrondvocalen van zangeres Dagny Christophersen. De teksten werden
geschreven door Ellis Del Sol, een in Noorwegen levende Amerikaan, de muziek
door hemzelf. De plaat heeft de afgelopen twee maanden bij mij al de nodige
overuren gemaakt en verveelt nog steeds geen moment. Het zou me totaal niet
verbazen als Berge met Who Else? voor
de derde keer de Spellemannprisen gaat winnen.
Al in 2012 stond de talentvolle Gentse zangeres Naomi
Sijmons in de finale van Humo’s Rock Rally, toch zou het zeven jaren duren
voordat haar eerste volwaardige debuutalbum Nix zou verschijnen. Allereerst overleed in 2013 haar vader Fons, onder
andere bekend als muzikant van The Scabs. Wat hij voor haar betekende en welke
gevolgen zijn overlijden had vertelde ze onlangs in een interview met HUMO : “Ik
deelde véél met hem. Vriendschap, maar ook muziek: dat was onze gedeelde
passie. Het is met bijzonder veel vertraging bij me binnen gesijpeld dat hij er
écht niet meer is. De eerste keer dat ik gecrasht ben, was meer dan een jaar na
zijn dood.”. In 2012 trok ze een manager
en een producer aan, maar bleken achteraf niet de juiste keuzes vanwege andere
muzikale ideeën. Het waren niet alleen deze mensen, die haar wilde beïnvloeden
in haar keuzes. Zo ergerde ze zich bijvoorbeeld aan haar moeder, die haar
iedere keer weer aansprak op de kleding die ze op het podium droeg. De hoes van
Nix deed het nodige stof opwaaien in
Vlaanderen, en dan voornamelijk door vrouwen, die zich vreemd genoeg niet
stoorden aan de blote borsten, maar aan het okselhaar. De hoes is vooral een
middelvinger naar haar voormalig management. De getekende ogen wijzen op de
manier hoe andere haar graag zouden zien. Maar de hoes heeft ook een positieve
betekenis,de muziek is echt, van vlees
en bloed. Naomi ontdekte ik overigens pas ruim een jaar geleden door het met
Guido Belcanto gezongen duet Johnny Vergeet
Me Niet. Heel toevallig ontdekte ik vorige week de prachtige single Good Old Waltz en werd meteen
nieuwsgierig naar de rest van het album. Het zijn avontuurlijke en intense
nummers met een meanderende spanningsboog geworden.
Zoals de hoes me al deed vermoeden komt Sarah McCoy
oorspronkelijk uit Amerika, om precies te zijn, ze werd geboren in het gehucht Pine
Plains, New York. Als kind verhuisde Sarah naar het warme aan de oceaan gelegen
Charleston, South Carolina. Ze genoot daar van een gelukkige jeugd, totdat een
paar dagen na elkaar haar vader en grootmoeder overleden. Sarah veranderde in
een introverte, excentrieke, maar ook opstandige puber, die constant ruzie met
haar moeder maakte. Haar reddingsboei werd de piano, ze ging klassieke piano
studeren en begon tevens liedjes te componeren om haar sombere, donkere
gedachten onder woorden te brengen. Haar traumatische jeugdervaring en een
verbroken liefdesrelatie zouden daarna een nomade van haar maken. Ze trok
kriskras door Amerika en begon op straat op te treden. Uiteindelijk kwam ze in
februari 2011 in New Orleans terecht, waar ze zich meteen thuis voelde. Ze
begon daar op te treden in iedere kroeg, die haar maar wilde hebben. Het
gebeurde dan regelmatig dat ze laat op de avond stond te spelen voor een paar
beschonken toehoorders. Ze speelde in die tijd heel vaak nog zonder microfoon. Ook
formeerde ze een band, the Oopsie Daisies, welke qua bezetting nogal eens aan
verandering onderhevig was. In 2013 werd ze ontdekt door de Franse
filmregisseur Bruno Moynie, die haar manager werd en een documentaire over haar
maakte, maar nog belangrijker, een concertreeks voor haar in Frankrijk regelde.
Uiteindelijk leverde dat een welverdiend platencontract bij het fameuze Blue
Note label op. Als producers werden Chilly Gonzales en Renaud Letang
aangetrokken, die vaak een middernachtelijke sfeer neerzetten. Welke gecreëerd wordt door het gebruik van de piano, cello,
celesta, subtiele elektronica en genoeg stilte. Dat laatste wordt dan weer gecreëerd door het af en toe op Satie
gelijkende pianospel van Sarah. Het pianospel wordt verder beïnvloed door
Rachmaninoff en Kurt Weil. Overigens draagt Sarah op het podium nog steeds
extravagante kleding en gebruikt bijzondere make-up. Met haar indrukwekkende
voordracht weet ze toch het publiek gemakkelijk te laten focussen op de muziek.
Begin november was het album op haar eigen website al te koop, maar sinds
afgelopen vrijdag wereldwijd . Op 8 december was ze support act van Chilly
Gonzales in Carré, maar volgens mij is het slechts een kwestie van tijd dat ze
hier zelf hoofdact is. Met Blood Siren
levert de nu drieëndertigjarige McCoy een indrukwekkend debuut af.
Hoe kun je een regenachtige en herfstachtige aandoende zondagmiddag
beter besteden dan met het bezoeken van een huiskamerconcert?! Aangezien ik al
heel lang geen radio
meer luister was Ed Struijlaart volkomen onbekend voor mij. Ed blijkt in de
loop der jaren een redelijke bekendheid dankzij die radio opgebouwd te hebben.
Zo was hij onder andere te gast bij Edwin Evers en Giel Beelen. Herfst vorig
jaar ging hij voor het eerst uitermate succesvol het theater in met een show
getiteld “Gitaarmannen, van Clapton tot Sheeran”. Beiden zijn voor hem grote
helden, maar ook Robert Johnson is een grote inspiratiebron. Zo speelde hij tot
mijn grote vreugde met verve na de pauze het bekende Cross Road Blues. Johnson had overigens de twijfelachtige eer om de
eerste bekende muzikant te worden van de club van zevenentwintig. Na de pauze
kreeg het aanwezige publiek een indruk wat men kan verwachten tijdens zijn
theatershow, die in het najaar vanwege het grote succes zal worden geprolongeerd.
Hij bracht bijvoorbeeld de klassiekers Layla
van Derek and the Dominos en Tears in
Heaven van Eric Clapton, geschreven na het tragische verlies van zijn
zoontje. Voor de pauze speelde Ed eigen repertoire, waaronder twee liedjes in
het Nederlands De Tijd Dat Alles Kon en
Mocht en Als Ik Minder Wil. Als
groot voorstander van zingen in je moerstaal kon ik dit erg waarderen. Beide
liedjes schreef hij samen met de bassist van Bløf, Peter Slager. Een van de
liedjes die mij meteen bijbleef was Anything,
wat op Eds debuutalbum Head, Heart and
Hands uit 2012 stond, maar ook op de EP For
Your Ears Only. Op deze EP is Ed alleen met zijn akoestische gitaar te
horen. Alle liedjes werden met de nodige grappige Haagse humor op een ervaren
manier door de sympathieke Ed aan elkaar gepraat. Wat voor mij een
huiskamerconcert ook zo aantrekkelijk maakt is de gemoedelijke sfeer waarin
deze plaatsvinden, mede dankzij de grote gastvrijheid van Margot en John.
De release van het derde album The Capitalist Blues van Leyla McCalla had nogal wat voeten in aarde.
Eerst gepland voor precies een jaar geleden, daarna verschoven naar september
en uiteindelijk eergisteren uitgekomen. Veroorzaakt door het feit dat haar gezin verder werd uitgebreid met een
tweeling. Zoals altijd stippelt Leyla haar eigen weg uit. Dat deed ze al een
aantal jaren geleden door van New York naar New Orleans te verhuizen. Na een
zeer succesvolle crowd funding bracht ze spoedig haar onvolprezen debuut Vari-Colored
Songs uit. Vooral haar sociale betrokkenheid komt hier naar voren, maar
ook haar interesse in haar muzikale Haïtiaanse wortels. Ze zette voor dit album
vooral gedichten van Langston Hughes op muziek, met daaronder het droevige,
maar wonderschone Song For a Dark Girl.
Hughes was trouwens iemand die zich volledig inzette voor de behartiging van de
belangen van zijn Afro-Amerikaanse medemens. Ook op opvolger A
Day for the Hunter, a Day for the Prey horen we een sociaal betrokken
Leyla aan het werk. Uiteraard werd ze andermaal bijgestaan door haar eveneens
geëngageerde voormalig Carolina Chocolate Drops collega Rhiannon Giddens. Ook
wist ze meester-gitarist Marc Ribot te strikken. Hoogtepunten zijn het
bloedmooie Little Sparrow en Vietnam. Andermaal wordt op ze op het
nieuwe album begeleid door uitstekende muzikanten, luister bijvoorbeeld maar
eens naar die heerlijke toetsenpartij in Heavy
as Lead. Uiteraard is haar geëngageerdheid gebleven en verdiept ze zich
weer verder in Haïtiaanse muziek en die uit New Orleans. Zo associeer ik Oh My Love duidelijk met de muziek van
legende Clifton Chenier. Een opvallende track is het schurende Aleppo met door Jimi Hendrix beïnvloed
gitaarspel. Het goede nieuws is dat Leyla in maart naar Europa komt om het album te promoten. The Capitalist Blues is andermaal een
prachtige aanvulling van haar oeuvre.
November 2011 verscheen het debuutalbum Moonchild van de Londense singer-songwriter Charlene Soraia, wat
nog steeds tot mijn favoriete albums behoort van het uitstekende muziekjaar
2011. In die tijd besprak ik nog geen albums, maar mijn enthousiasme was groot
genoeg om Erwin Zijleman van Krenten uit de Pop te overtuigen om te gaan
luisteren. Ook hij was snel om, en schreef een uiterst lovende recensie, die hier
te lezen is. De liedjes op Moonchild zijn
geen hapklare brokken. Haar cover van The Calling’s Wherever You Will Go bezorgde haar, dankzij het gebruik ervan voor
een reclamespotje, de nodige bekendheid. De albumtitel was overigens een
verwijzing naar een liedje wat op het legendarische debuut van King Crimson
stond. Haar grote voorliefde voor King Crimson bleek verder uit het gebruik van
mellotrons. Vier jaar later verscheen Love
Is the Law, een album wat toen in Nederland niet leverbaar bleek te zijn en
wat ik dus tot nu toe nooit hoorde. Debuut Moonchild
en Where’s My Tribe zijn een wereld
van verschil, op het nieuwe album regeert de eenvoud, directheid en rauwheid. Verder
citeer ik het persbericht waar ik me erg goed in kan vinden. Eén stem, één
gitaar en tien geweldige nummers die door haar alleen in haar flat in
Zuid-Londen zijn opgenomen. Zonder edits, zonder auto-tune en grotendeels in
één take. Where’s My Tribe is een
album van een rauwe en simplistische schoonheid. Met titels als Beautiful People, Tragic Youth en Now You Are With Her zingt Charlene over
de eenzaamheid die schuilt in het lege hart van onze super verbonden wereld
waarin echte en denkbeeldige vrienden en demonen worden nagejaagd tot in de
virtuele spelonken. Zoals we konden horen op haar wereldwijde hit Wherever You Will Go is Charlene Soraia
gezegend met een stem die harten doet smelten. Where’s My Tribe herinnert er ons op krachtige wijze aan dat ze ook
een virtuoze gitarist is en over unieke compositorische talenten beschikt.
Universeel, maar ontzettend persoonlijk is dit een album van en voor deze tijd,
waarin voor eeuwig de eenzame ziel zal weerklinken die we allemaal in ons
hebben.
Voorganger Wake
Me When the Wind Dies Down kreeg niet alleen mij enthousiast, onder de
vele recensies bevond zich bijvoorbeeld ook
een zeer lovende van No Depression. Haar grootste wapen om luisteraars te verleiden
is haar prachtige, warme stem, die voor mij als balsem voor de ziel is. Op haar
vorige album vergeleek ik haar een keer enigszins met Katy Moffatt. Nog steeds
wordt haar muziek beïnvloed door artiesten als Jason Isbell, Shawn Colvin,
Patty Griffin, Lucinda Williams en Emmylou Harris. Laatstgenoemde twee zijn
trouwens haar favoriete zangeressen. De liedjes voor haar nieuwe album Steady Heart kwamen op een opvallende
manier tot stand. Ze nam dertien weken aan een Facebook singer-songwriter
challenge deel, waarbij de uitdaging was dat iedereen een week de tijd kreeg om
een liedje te componeren uitgaande van hetzelfde woord. Het werd een mooie stok
achter de deur voor de zangeres uit Minneapolis om het regelmatig componeren
weer op te pikken. Het valt namelijk als moeder van twee nog jonge kinderen niet
mee om tijd daarvoor te vinden. De eerste song die ze schreef was het
titelnummer, wat ze schreef voor haar man. Ze voelde zich erg senang bij het
maken van het album, mede doordat ze het deze keer zelf produceerde. Zelf
omschrijft ze het als : “This album hits
very close to the bone and I feel closer to it than my other albums.”. Het
repertoire zwerft meestal ergens tussen folk en country. Ze wordt omringd door
uitstekende muzikanten, vooral een goed voorbeeld van waar deze excelleren is Don't It Make My Brown Eyes Blue. Voorafgaande
aan de release werd het fraaie The
Reckoning uitgebracht. Het fraaiste wordt wat mij betreft tot het laatst
bewaard. In de sobere liedjes Disappear
en vooral The Boat Song komt haar
stem het meest tot zijn recht en weet zij mij het diepst te raken. Vooral The Boat Song laat horen dat haar stem
weinig begeleiding nodig om volledig te kunnen overtuigen. Steady Heart is een duidelijk bewijs dat Vicky gegroeid is als
songschrijfster.
Bij het struinen door mijn cd-collectie kwam ik de verzamel
cd Endless Summer van Donna Summer
tegen. Eigenlijk heette ze LaDonna Adrian Gaines, maar gebruikte als
artiestennaam Donna Summer, een verengelste versie van de achternaam van haar
Oostenrijkse man Helmut Sommer. Haar eerste solosingle Sally Go Round the Roses, die overigens niets deed, werd in 1971 via
een Nederlands label uitgebracht, net als opvolger The Hostage in 1974. Ze werd een graag geziene gast in Avro’s
Toppop en in het absurdistische Van Oekel’s Discohoek. Haar hilarische optreden
met het nummer The Hostage in dat laatstgenoemde programma is mij altijd bijgebleven, bovendien kon ze direct op mijn sympathie
rekenen, ondanks het feit dat het niet helemaal mijn muziek was. Eigenlijk wel
een guilty pleasure in de tijd, dat de punk en new wave opkwam. Vooral haar
nummer 1 hit I Feel Love, was in die
tijd bijzonder vernieuwend, wat overigens meteen onderkend werd door Brian Eno.
Hij voorzag dat disco de vijftien volgende jaren de clubs zou gaan beheersen. Iemand
als Grace Jones liftte met het fantastische Nightclubbing
mee op dat succes. Het stond buiten kijf dat Summer een geweldige zangeres was.
Op No More Tears (Enough Is Enough)
bundelt ze haar krachten met diva Barbra Streisand. Op Endless Summer staan een groot aantal hits geproduceerd door
Giorgio Moroder. Maar ook het fraaie door Quincy Jones geproduceerde en door
Vangelis en Jon Anderson geschreven State
of Independence. Een van haar fraaiste nummers is zonder enige twijfel Could It
Be Magic, wat verrassend genoeg geschreven werd Barry Manilow en Jon
Anderson! Endless Summer bevat een
groot aantal hits van de veel te vroeg overleden zangeres, helaas ontbreken
echter The Hostage en het vooral in
Nederland populair geworden Lady of the
Night.
De Deense singer-songwriter Kristian Gaarskjær heeft de
laatste tijd niet over belangstelling te klagen, want alleen al het liedje If I Should Go van zijn nieuwe derde
schijf Off to Save the World werd al
ruim anderhalf miljoen keer beluisterd op Spotify. Het album opent met de
schitterende, ingetogen pianoballade Fit.
Hij wordt hier alleen begeleid door piano en subtiele synthesizer bijdrages,
waardoor zijn warme bariton volledig tot zijn recht komt. Het hierop volgende titelnummer
bezit een ijzersterk refrein. Voor het
eerst componeerde Gaarskjærook met anderen
samen. Zo schreef de Nederlandse zangeres Jerusa van Lith mee aan het goed in
het gehoor liggende Coming Home, wat
ik qua ritme en zang enigszins met een liedje van Dotan associeerde. Van Lith
verzorgt trouwens de achtergrondvocalen. Met Soluma Samay schreef hij het
fraaie, ingetogen duet Miles Apart. Samay
vertegenwoordigde overigens enige jaren terug Denemarken op het Eurovisiesongfestival.
Bij Ordinary Greed moest ik direct
door het ritme denken aan Mr. Blue Sky
van Electric Light Orchestra. Off to Save
the World is een gevarieerd album geworden van uptempo nummers en een
aantal ingetogenere stukken, waarbij mijn persoonlijke voorkeur uitgaat naar de
laatste groep, omdat daar zijn warme bariton het beste tot zijn recht komt.
In het verenigd Koninkrijk heeft deze band al de nodige
bekendheid opgebouwd, dankzij optredens op Glastonbury en Cambridge Folk
Festival en tevens door de aandacht van de Britse nationale radio. Soul of My City is intussen al hun
vierde album. Het begon allemaal op Newcastle University toen Rob Heron met een
drietal vrienden hun band oprichtte. Sinds 2012 steeg hun populariteit gestaag.
Spil van de groep is Rob Heron, die alle liedjes schrijft. Naast muzikant is
Rob ook een obsessief verzamelaar van vinyl. Hij beschikt over een eclectische
smaak, die bewust en soms onbewust doorklinkt in zijn liedjes. Net als
artiesten als Pokey Lafarge en CW Stoneking grijpt hij in zijn composities graag
terug naar het verleden. Dat wordt meteen duidelijk in de opener, waarvan de
eerste regel luidt “Let’s Go Back in
Time, Man”. Het repertoire is
heerlijk gevarieerd, invloeden van Bob Wills, George Jones tot aan Tom Waits. En
een gevarieerde mix aan stijlen. In Une
Bouteille de Beaujolais wordt zelfs een uitstapje naar het vasteland
gemaakt, want in dit liedje hoor je onmiskenbaar Robs voorliefde voor Django
Reinhardt terug. In een liedje waagt hij zich zelfs op geslaagde wijze aan
jodelen. Tussen het dozijn aanstekelijke nummers is een cover te vinden, Drinking & Carrying On van D.
Patton. Vaak is het repertoire dermate swingend, dat het onmogelijk wordt om
stil te zitten. Het bij tijd en wijle ook nostalgische Soul of My City is daarom uitermate geschikt om een feestje volledig
op gang te brengen. Op de cd komt de band al uiterst gedreven over, maar zal
dat waarschijnlijk live in overtreffende trap zijn. Gelukkig komen ze dat binnenkort
in Nederland en België bewijzen.
Donderdag viert Michael Chapman zijn achtenzeventigste
verjaardag, maar niet als muzikant in ruste. Vorig jaar produceerde hij
bijvoorbeeld nog het schitterende album If We Dig Any Deeper It Could Get Dangerous
van Sarah McQuaid. En twee jaar terug bracht hij ter gelegenheid van zijn
vijftig jarig jubileum als muzikant het voortreffelijke, door Steve Gunn
geproduceerde 50 uit, een album met drie nieuwe nummers
en verder een aantal obscure briljantjes uit zijn grote oeuvre. Op True North wordt gekozen voor een wat
andere inkleuring, naast wederom als producer Steve Gunn op gitaar en drums,
zingt Briget St. John weer mee en worden de liedjes verder opgesierd door de
jonge, talentrijke celliste Sarah Smout en pedal steel virtuoos B.J. Cole. Laatstgenoemde
is ook een artiest, die nog lang niet achter de geraniums wil zitten, hij
speelde mee op zo’n zevenhonderd albums van andere artiesten, waaronder bekende
namen als John Cale, Scott Walker, Elton John, maar ook een hedendaags,
eigenzinnig talent als TORRES. Het zijn met name zijn wonderschone bijdrages,
die het prachtige repertoire naar een nog hoger niveau tillen. In het
persbericht op de website van Paradise of Bachelors staat vermeld dat True North voornamelijk uit nieuw werk
bestaat, maar dat klopt niet. Vier van de elf composities zijn compleet nieuw,
waaronder de ijzersterke opener It’s Too
Late. Erg vind ik het niet, want de magie die in de studio tussen deze
muzikanten ontstond is erg groot. Naast die vier nieuwe nummers werd het
instrumentale Vanity & Pride wat
op Fish stond van een tekst voorzien.
Ontroerend vind ik vaak de steeds meer aan slijtage onderhevige en steeds meer
breekbare stem van Chapman. Vooral in het samen met Bridget St. John gezongen Full Bottle, Empty Heart weet hij me diep
te raken. Niet alleen tekstueel blikt Chapman af en toe terug, op de binnenhoes
is een foto uit 1930 te vinden, met daarop zijn moeder, opa en overgrootvader. True North behoort zondermeer tot zijn
meest homogene albums. Dankzij de invloedrijke dj John Peel werd hij ooit
bekend en wordtnu Fully Qualified Survivor algemeen gezien als zijn absolute meesterwerk,
daarnaast maakte hij nog een reeks prachtige albums, maar toch zit daar geen album
tussen, dat mij zo diep weet te raken en te boeien als True North. Tot slot nog mooi nieuws, voor het eerst in zijn leven
zal hij samen met B.J. Cole, Sarah Smout en Bridget St. John ter promotie van het album door Europa gaan toeren, hopelijk worden ook Nederland en België
aangedaan. Als je geen dief van je portefeuille wil zijn, dan kan je volgens mij True North in Nederland het goedkoopste hier
bestellen.
Op eenentwintigjarige leeftijd vertrok de Bredase singer-songwriter
Janneke van Nijnanten naar Dublin om daar haar muzikale dromen waar te maken.
Ze koos voor Ierland omdat je daar vrij gemakkelijk op straat, in de kroeg,
restaurant of voor open mic kunt optreden. Als muzikale bagage had ze toen
slechts enkele zang- en gitaarlessen en keek vervolgens op dat gebied het
nodige af van Nick Drake en Leonard Cohen om haar eigen stijl te ontwikkelen.
Net als ik is ze vooral een enorme fan van Nick Drake. Maar ook Glen Hansard
behoort tot haar grote voorbeelden en het was dan ook voor haar een grote eer
dat ze in augustus 2017 voor hem mocht openen. De laatste jaren gaat het uitstekend
met haar carrière, want de Ierse radio pikte haar op. Vorig jaar startte ze een
succesvolle crowdfunding voor haar debuut EP Onward Still. Onder de donateurs bevond zich onder andere de ook in
Nederland erg populaire Ierse zanger Luka Bloom. Voor de opnames wist ze goede
muzikanten te strikken, waaronder drummer Dave Hingerty (Kila, The Frames) en
celliste Vyvienne Long (Damien Rice). Direct bij de eerste beluistering werd ik
begeesterd door Jannekes prachtige, rustgevende en gevoelige stem. Op haar
debuut staan vooral breekbare liedjes. Uitzondering hierop is het bijzonder
aanstekelijkeHannah, dat wanneer het op de radio gedraaid zou worden absoluut
een grote hit zou kunnen worden. Het gaat trouwens over een meisje, op wie ze
regelmatig oppaste. Ook wat afwijkend vind If
I Did Love You, mijn grote favoriet op het album. Hierop etaleert ze op grootse
wijze haar enorme zangtalenten. Muzikaal gezien associeerde ik het meteen met een
Damien Rice liedje, omdat die ook regelmatig naar een grote climax toewerkt. Het
liedje gaat niet zoals ik dacht over een muzikant, het podium wordt hier
gebruikt als een metafoor, waarop de hoofdpersoon zijn emoties niet goed kan
uiten. De boodschap van Onward Still is
volgens Janneke: “Het album gaat voor
mij over onschuld, jeugd, kwetsbaarheid, kracht en openhartigheid. Er is in de
afgelopen jaren, sinds ik naar Ierland ben verhuisd veel gebeurd, wat niet
altijd goed en fijn was. Ik wilde met dit album laten zien dat je eerlijk en
open kunt zijn; dat je dingen intens kunt voelen. En dat er altijd goede dingen
op je pad komen, zolang je ook leert omgaan met de minder goede dingen.”. Afsluiter
Comfort is voor mij een bijzonder
aangename oorwurm, het duikt geregeld ongevraagd in mijn bovenkamer op. De zes
liedjes wisten mij bijzonder snel te overtuigen. In november kwam ze Onward Still met haar band al voorstellen
in de Bredase Mezz. Helaas heb ik die show gemist en hoop op een snelle
herkansing en dat niet alleen, ik kijk nu al erg uit naar een opvolger van haar
bijzonder geslaagde debuut.
Sinds 2011 brengt de veertigjarige Gentenaar Tim de Graeve met
de regelmaat van een klok om de twee jaar een nieuw album uit. Elsewhere Bound is dus inmiddels nummer
vijf in die reeks. Voorganger Melodium
Rag was een sober, maar zeer intens album en zijn meest geslaagde tot
dan toe. Op zijn nieuwste werkstuk slaat Tim nieuwe muzikale wegen in, maar dat
niet alleen, de inkleuring van de composities is veel uitgebreider. Saxen en
trompetten doen met verve hun intrede. De titel is niet alleen muzikaal een
verwijzing naar het gebodene, maar ook een verwijzing naar de inhoudelijke ontstaansgeschiedenis
van de liedjes. Ruim twee jaar geleden schreef Tim ze, naar aanleiding van zoals hij zelf
omschreef als het einde van een grote liefde, een zevenjarige relatie die
abrupt ontplofte. In Don’t Be Sorry
zingt hij dan ook “I gonna find me a new best friend”. Maar bijvoorbeeld ook in
Still in Love zitten er duidelijke
verwijzingen naar die relatie. Dus niet alleen op persoonlijk vlak werd naar
nieuwe wegen gezocht. De nieuwe muzikale wegen leveren een dampende smeltkroes
op van (Afrikaanse) blues, soul, rumba, americana, Louisiana swamp en rhythm &
blues. De soms broeierige sfeer wordt mooi verbeeld in de prachtige hoes van
kunstenaar Jannes de Schrijver. Tim gaf zijn uitstekende begeleiders de totale
vrijheid om de composities op hun eigen manier in te vullen, hetgeen het
eindresultaat absoluut ten goede komt. Bovendien werd alles live in de studio
zonder overdubs opgenomen. Tom Callens verzorgde de geweldige blazerarrangementen.
Elsewhere Bound is niet alleen Tims meest
gevarieerde en meest ambitieuze album, maar zonder enige twijfel ook zijn
mooiste. Bovendien biedt het ook de mogelijkheid om nog veel verder te groeien
in de nieuw ingeslagen weg. Uiteraard
zal Tim de komende tijd optredens geven om de release te promoten, die data kun
je eventueel hier terugvinden.
Antwerpenaar Arne Leurentop is een veelzijdig kunstenaar. Hij
componeerde muziek voor theater, acteerde in kindervoorstellingen en begeleidde
onder andere Liesa van der Aa. Maar bovenal is hij een superbe songsmid, multi-instrumentalist
en ook nog eens een uitstekend zanger. Zijn eerste volwaardige proeve van bekwaamheid
was vijf jaar geleden met June, een album dat op veel bijval mocht
rekenen. De singlesThe Inventor Of Summer , Oh My God
enSummerhouse
76 kregen veel airplay op de Belgische radio. Alle instrumenten werden door
Arne zelf bespeeld. Op Money Time is
dat ook bijna het geval, op wat drums, percussie, synthesizer en bas partijen
en wat achtergrondzang na. En net als op de voorganger weet Arne precies wat
ieder liedje nodig heeft. Ook deze keer boetseerde hij de liedjes nauwgezet
totdat ze perfect waren. Geen wonder dat het scheppingsproces bijna vier jaar duurde. Vooral The Beatles, Bob
Dylan en Roy Orbison vormden weer inspiratiebronnen. Geregeld komen er
Beatlelesque koortjes voorbij. De composities laten de iets meer donkere kant
van melancholicus Leurentop spreken. Wellicht veroorzaakt door andere
inspiratiebronnen als Daniel Norgren, Damien Jurado, Jeff Tweedy, Leslie Feist
en Villagers. De intrigerende, stemmige hoes (een foto gemaakt in Vietnam door
de zeer getalenteerde fotograaf en cameraman Jonathan Wannyn) gaf me bij
voorbaat een goed voorgevoel over dit album. Dat goede voorgevoel blijkt na een
groot aantal beluisteringen te kloppen. De opmerkelijke inkleuring van de gelaagde
liedjes zorgen ervoor dat je heel gemakkelijk teruggrijpt naar dit toegankelijke
album en dan maakt het niet eens uit welk tijdstip van de dag het is. De
cd-releaseshow is op 10 maart in de Minard in Gent. Money Time behoort tot de meest interessante releases van het
moment en zal ongetwijfeld tot mijn grote favorieten van 2019 gaan behoren. Het
is te hopen dat hij spoedig te zien zal zijn op de Nederlandse podia.
De afgelopen jaren stond de solocarrière van Bertolf Lentink
op een laag pitje, omdat hij in die periode veel toerde met de coverband Her
Majesty. Samen met onder anderen Jelle Paulusma en Diedrik Nomden werden covers
van Crosby, Stills, Nash & Young gebracht. Beide collega’s werkten mee, en
in enkele gevallen schreven zij mee, aan intussen Bertolfs vijfde soloalbum Big Shadows of Small Things.De meeste songs werden geschreven in zijn
achtertuin, in zijn gloednieuwe thuisstudio. Deze is volledig geluidsdicht,
zodat hij daar in alle rust naar hartenlust kan componeren en experimenteren
zonder dat anderen daar last van hebben. De titel van het album is een
verwijzing naar een Zweeds gezegde : worrying often gives small things a big
shadow. Volgens Bertolf draait het op het album om het volgende : “het gaat
over zorgen maken, bang zijn, nooit tevreden kunnen zijn en de schaduwen die
dat over mijn leven werpt. Maar het mooie aan de titel vind ik dat het er
tegelijk iets relativerends in zit. Want het zijn ook maar kleine dingen,
kleine ongemakken die ik ondervind.”. Tijdens een optreden met Her Majesty in
De Kleine Komedie kreeg hij last van hyperventilatie en bij een ander optreden
last van oogmigraine. Deze voorvallen maakten hem angstig tijdens
optredens, waardoor hij hiertegen ging opkijken. Opener Only Love handelt hierover. Eind november verscheen al het uptempo
en aanstekelijke Already Down als
eerste single. Het bezit een ijzersterk refrein en is voorzien van een fraai
arrangement, de blazers gearrangeerd door Bertolf zelf en de strijkers door
Reyer Zwart. Laatstgenoemde arrangeerde trouwens vorig jaar voor onder anderen
het voor een Edison genomineerde The
Jester van Yorick van Norden. Er is nog een parallel met dat album, op
beiden is Dutch String Collective te horen. Dit klassiek geschoolde
strijkkwartet werkt regelmatig samen met popmuzikanten. Op de helft van de
songs op Big Shadows of Small Things drukken
zij een belangrijke stempel. Mede door de voortreffelijke arrangementen levert
dit hoogstaande composities op als Shadows
en Passover. Laatstgenoemde
associeerde ik meteen met Radiohead, Bertolf zelf met singer-songwriter Andy
Shauf. Buiten de gearrangeerde stukken waagt Bertolf zich ook aan een zeer
geslaagd country uitstapje in het heerlijk lome Awake, Rewind met fraai pedal steel spel van hemzelf. Maar is er
ook plaats voor een wat steviger nummer als Please
Come Back In My Life. Wintertime #1
en Wintertime #2 doen hun naam alle
eer aan en ademen een winterse sfeer uit. De titels zijn trouwens een knipoog
naar Waltz #1 en Waltz #2 van de betreurde singer-songwriter Elliott Smith. Het
album werd mede geproduceerd door Frans Hagenaars, wiens visie hij deelt om
zoveel mogelijk instrumenten tegelijkertijd op te nemen én om zoveel mogelijk te
werken zonder click (metronoom). De releaseshows vinden plaats op 25 januari in
Odeon, Zwolle en op 27 januari in De Kleine Komedie, Amsterdam. De overige
theatershows onder de titel Soelaas kun je hier vinden. Met Big Shadows of Small Things bewijst
Bertolf andermaal tot de beste songschrijvers van Nederland te behoren en
blijkt het album ook nog eens zwaar verslavend te zijn. Absolute aanrader.
Zelf prijst de uit Seattle afkomstige Nancy Dillon haar muziek aan
als “Okie Soul & Roots Music: Avant-Garde
Americana Songs & Stories”. Vooral het verhalen vertellen is haar op
het lijf geschreven. Opener Dutchman’s
Gold is haar interpretatie van een bekende legende over een verborgen
goudmijn, die ontdekt zou zijn door de Duitser Jacob Waltz. Voor
geïnteresseerden is hier er
meer over te lezen. Haar Schots-Ierse afkomst komt vooral tot uiting in de
samen met Ian Lang geschreven titelsong, waarin duidelijk Keltische
folkinvloeden te horen zijn. Nancy heeft regelmatig genoeg aan een sobere
begeleiding, zoals in Annabelle.
Slechts alleen akoestische gitaren eneen stompboard zijn genoeg om te overtuigen. Het is overigens het
trieste relaas over een pioniersvrouw in de negentiende eeuw, die langzaam maar
zeker gek wordt van eenzaamheid in haar blokhut. De begeleiding in de liedjes is
sober, maar afwisselend. Zo wordt Fire in
the Hole opgesierd door een resonatorgitaar. Samen met Schot Gavin
Sutherland schreef en zingt ze het fraaie Poor
Man’s Lullaby, wat een beetje aan de Everly Brothers doet denken. Nancy
heeft een uiterst aangename stem, wat de toegankelijkheid tot haar muziek zeker
vergroot. Doordat Nancy een onafhankelijk artiest is, wordt A Game of Swans nu pas in Europa onder
de aandachtgebracht en dat is zeer
terecht, want ze is een uitstekend verhalenverteller.
De pas twintigjarige singer-songwriter Rosie Carney komt oorspronkelijk
uit Hampshire, Zuidoost-Engeland. Tegenwoordig is ze echter woonachtig in
Downings, gelegen in het zeer afgelegen, uiterst noordelijk puntje van Ierland.
Ondanks haar jonge leven is ze al een kleine tien jaar actief als muzikant en
componist. Op haar vijftiende ging ze reeds van school om in New York en Los
Angeles haar carrière verder vorm te geven. Haar singles bleven niet
onopgemerkt en leverde haar een platencontract bij een groot label op. Muziek
is een belangrijk onderdeel van haar leven, heeft zelfs een therapeutische
werking op haar. Rosie heeft de nodige obstakels te verwerken gehad in haar nog
jonge leven, ze had last van depressies en eetstoornissen. Bovendien trekt haar
dementerende oma een grote wissel op het leven van haar moeder (mantelzorger)
en haar. Nog steeds oogt Rosie als een breekbaar en kwetsbaar meisje, wat ook
tot uiting komt in haar bijzonder fraaie ingetogen liedjes. Bare is niet alleen het gelijknamige
titelnummer van haar debuutalbum Bare,
maar dekt ook behoorlijk de tekstuele lading. Ze durft zich in die teksten bijzonder
kwetsbaar op te stellen en die teksten zijn een stuk meer volwassen als je dat van
een twintigjarige zou mogen verwachten. Eigenlijk ken ik maar twee zangeressen
die tekstueel een gelijkaardig volwassen debuut afleverden, Laura Nyro en Kate
Bush. Sommige nummers blijken trouwens al een aantal jaren oud te zijn, zoals Humans. In de loop der jaren heeft ze
ook al de nodige podiumervaring opgedaan, ze speelde al eens voor een
uitverkochte National Concert Hall en een paar maanden terug in De Roode
Bioscoop in Amsterdam. Al die opgedane podiumervaring hoor je terug op haar
door Orri McBrearty en haarzelf geproduceerde debuut. Bare bevat breekbare liedjes die volgens mij weinig luisteraars
onberoerd zullen laten.
De singer-songwriterGraeme James werd geboren in Nieuw-Zeeland, maar verhuisde op driejarige
leeftijd naar Nederland, het land van zijn opa. Hij ging tot zijn negende naar
school in Nieuw-Vennep, maar keerde toen terug naar zijn geboorteland. Op zijn
zevende was hij in Nederland al gestart met vioollessen, met als doel om
klassiek concert violist te worden. Op de middelbare school verdiepte hij zich in
folk muziek. Tijdens de periode dat hij aan een universiteit studeerde leerde
hij ook andere instrumenten spelen, met als belangrijkste de gitaar, die hem in
staat stelde ook te gaan componeren. In plaats van muzikant werd hij echter toch
leraar in het lager onderwijs. Het lot
besliste echter anders in 2012, toen hij door omstandigheden waaraan hij zelf
niets kon doen, genoodzaakt werd de nachten in zijn auto door te brengen. Hij
begon toen de kost te verdienen als straatzanger door op te treden in toeristenstad
Queenstown. En met veel succes, hij gaf sindsdien in eigen beheer twee albums
met covers uit. Dat tweede coveralbum werd gefinancierd met een crowd funding,
welke binnen zevenentwintig uur succesvol was. In 2016 verscheen News From Nowhere, gevuld met eigen
composities. Zijn populariteit steeg gestaag en hij bleef zodoende niet
onopgemerkt voor de muziekindustrie. Nettwerk was er als de kippen bij om hem
een platencontract aan te bieden, met als resultaat zijn vierde album The Long Way Home. Het is een gelaagd,
modern, goed in het gehoor liggend folkalbum geworden, dat veel luisteraars zal
gaan aanspreken. Ritmiek speelt vaak een belangrijke rol in zijn muziek,
waardoor je geregeld ongemerkt begint mee te deinen. Naast een uitstekend
zanger, neemt hij een groot aantal instrumenten voor zijn rekening, waarvan de
viool uiteraard de belangrijkste is. Overigens woont Graeme, met zowel de
Nieuw-Zeelandse als Nederlandse nationaliteit, sinds mei vorig jaar weer in
Nederland. Naast zich te richten op zijn muziekcarrière probeert hij zich in
Den Haag ook weer het Nederlands volledig machtig te maken. The Long Way Home is een toegankelijk,
gelaagd modern folk album, wat volgens mij bij veel luisteraars in de smaak
gaat vallen. Mij heeft het album in ieder geval in korte tijd weten te overtuigen.